Wie hem diep in de glimmende, licht dichtgeknepen ogen kijkt, ziet de bijna klassieke combinatie van doortrapte ondeugd en gestapelde slimheid. Zo niet de juf van groep drie, bij wie mijn neefje van zes – over hem gaat het hier – in de klas zit. Ze ontbood onlangs zijn ouders omdat zoonlief te weinig woorden per minuut kon lezen. Geregistreerd door de juf, met stopwatch in de hand. Ook vond ze het zorgwekkend dat de begaafde bomenklauteraar, trampolinespringer en pingponger (zoals bekend een teken van hoge intelligentie) tijdens de schrijfles wel eens een d voor een b verruilt. En dat terwijl deze 21e eeuwse Leonardo nog maar een jaar geleden bij de Cito-toets, hij was toen vijf, zulke hoge scores had gehaald.
Begin jaren negentig bezocht ik een fabriek van auto-uitlaten in het toenmalige Tsjecho-Slowakije. De Fluwelen Revolutie was nog niet doorgedrongen in dit arbeiderswalhalla bij Bratislava: de belangrijkste afnemer was de Russische autofabrikant Zastava. De prestaties in de fabriek werden geregistreerd door afdelingshoofden die met een stopwatch in de hand per werknemer registreerden hoeveel onderdelen minuut ze afleverden.
Meten is weten, zeiden ze trots.
`s Avonds, tijdens een personeelsfeest in de kantine, klokten we met de Slowaakse werknemers enkele halve-literflessen Pilsner naar binnen, waarna ze ons met glimmende, licht dichtgeknepen ogen vertelden over de trucs waarmee ze hun stopwatchende voorwerkers om de tuin leidden. De improductiviteit van de geleide economieën in Oost-Europa was mede debet aan de ondergang ervan, maar we moeten vrezen dat de juf van mijn neefje van zes het begrip ‘geleide economieën’ op de pabo nooit als oefenstof heeft gehad. Te druk met de geheimen van de stopwatch.
Laatst zag ik in Heerlen de film De bankroet jazz, gemaakt naar een scenario uit 1921 van Paul van Ostaijen. Een adembenemende compilatie van oude zwartwitbeelden, vol dada en jazz – nou ja, de Europese variant ervan, de swing. Tussen de scènes verschenen teksten op het scherm, zoals gewoon in ‘stomme’ films. Ik geloof niet dat dit meesterwerk een gemiddelde van twintig woorden per minuut haalde.
In de tijd van Van Ostaijen was jazz nog een speurtocht naar de oervorm van de muziek. Zoals de dada-kunstenaars na de alles en iedereen vermalende Eerste Wereldoorlog (1914-1918) op zoek gingen naar het kind in ons.
Bijna een eeuw later mag het kind zelf niet eens meer kind zijn.