In onrustige tijden als deze neigen we naar terugblikken en romantiseren. Naar de jaren tachtig bijvoorbeeld, met de veelkleurige opgewektheid van Rubiks kubus, de merchandise van Doe Maar en de aerobicplaat van Ron Brandsteder. PAUL VAN DER STEEN, een tiener destijds, vult aan met andere herinneringen.

Met al die mensen die achteraf beweren dat ze in mijn geboortejaar 1969 meehielpen om het Maagdenhuis te bezetten, hadden destijds waarschijnlijk makkelijk tien bestuurscentra van de Universiteit van Amsterdam bezet kunnen worden. Ik bedoel maar: verhalen over vroeger zingen zich soms een beetje los van de werkelijkheid. Maar wie opgroeide in de jaren zestig of zeventig van de vorige eeuw heeft in elk geval wat te vertellen. Over rebelleren tegen ouders en de gevestigde orde. Over het vieren van vrijheid en blijheid. Over het moment dat die ene legendarische lp uitkwam, die vervolgens wekenlang grijs werd gedraaid. Waarna al lang weer een volgend album met eeuwigheidswaarde was uitgekomen.

Wat kun je daar met een tienertijd in de jaren tachtig tegenover stellen? Verrekt weinig.

De eerste platen die ik tijdens mijn middelbareschooltijd door vrienden op een cassettebandje liet zetten, waren van Paul Young, Duran Duran en Spandau Ballet. Luisteren naar zingende Barbiepoppen hoorde erbij in de jaren tachtig, zelfs als je zoals ik thuis lp’s van piekhaarpopgroepen als the Police en Madness had staan. Nog een geluk dat ik Kajagoogoo aan me heb voorbij laten gaan.

Zelfs van korte kapsels zoals het mijne probeerde je in die tijd op de een of andere manier nog big hair te maken. Meer schijn dan zijn, was sowieso een beetje het motto van de jaren tachtig. Iemand die zich al te opzichtig breed maakte, kreeg de vraag of hij “zweren onder de oksels” had, maar ondertussen rukten de schoudervullingen wel op. Zelfs onder het middel kreeg het silhouet horizontale accenten door middel van – o gruwel – de bandplooibroek. Aan het eind van het decennium droegen kakkers soms zelfs meerdere poloshirts (met opstaande kraag!) over elkaar heen. De meiden onder hen beschikten over meerdere riemen: eentje klassiek voor rond het middel, alle extra riemen quasinonchalant afhangend.

De tijden van overvloed keerden toen langzaam terug, maar de jaren tachtig begonnen toch echt somber en grijs. Zelfs over de schoolfoto’s van toen lijkt een grauwsluier te hangen: jongens en meisjes met vormeloze kapsels in dezelfde vormeloze truien en broeken. Het was crisis. De armoe viel niet te vergelijken met die van vijftig jaar daarvoor. Maar de tijd van steeds maar meer was in elk geval verleden tijd. En veel stemde pessimistisch: de werkeloosheid, de wapenwedloop. Niet voor niets introduceerden Van Kooten & De Bie het woord ‘doemdenken’ in 1980.

Dromen en regeren gingen niet langer samen. De gezellig aanrommelende moeder des vaderlands Juliana maakte plaats voor haar zakelijke dochter Beatrix. Die had liever dat we “majesteit” tegen haar zeiden in plaats van “mevrouw”. In 1982 trad Ruud Lubbers aan met het eerste van zijn serie no nonsense kabinetten. De regering riep de jongeren op om “niet bij tante Truus te blijven hangen” en zich er op de arbeidsmarkt niet met “een jantje-van-leiden vanaf te maken”. Sommigen bleven inderdaad lang in een uitkering hangen, maar het aantal banen hield dan ook niet over. Pubers gingen naar school zonder grootse ambities. Over rijk of beroemd worden, tegenwoordig veelgenoemde levensdoelen, had in mijn herinnering niemand het.

De verbeelding was niet langer aan de macht. De ludieke protesten van eerdere jaren waren ontaard in bloedige straatgevechten. “Is het hier oorlog?” stond er op een poster aan de muur op de studentenkamer van mijn oudere broer in Nijmegen. Het was een verwijt aan ME en autoriteiten, maar de kraakbeweging mocht eerlijk gezegd ook best wat aan zelfonderzoek doen. Ging het toegepaste geweld niet wat te ver?

Andere actieorganisaties professionaliseerden. Organisaties als Greenpeace verspreidden slim de beelden van hun actievoerders in rubberbootjes. Sympathisanten hoefden niet zelf mee te varen. Het overmaken van geld voldeed. Of je speldde een button op je kleding of etui. Overheden nodigden de protestclubs ook steeds vaker uit om mee te praten bij de ontwikkeling van plannen. Zelfs de meest radicale jongeren hadden activisme niet meer zo hoog op de agenda staan. Ze leken nog iets meer in zichzelf gekeerd dan andere pubers, hulden zich in zwarte kleding, voorzagen de ogen met veel eyeliner en luisterden naar The Cure en Joy Division.

De jonge generatie leraren was linkser dan de overgrote meerderheid van de leerlingen. Onze docent Duits stak meerdere keren per schooljaar een riedel af tegen de draconische maatregelen van de regering in Bonn tegen het geweld van de Rote Armee Fraktion. Wij konden delen van de tirade op den duur mee playbacken en begrepen in elk geval dat de leraar in kwestie bij de oosterburen vast een Berufsverbot zou hebben gekregen.

Eén keer toonden we als klas wel onze gezamenlijke verontwaardiging: twee medeleerlingen hielden een spreekbeurt over Zuid-Afrika, vermeden het woord apartheid en toonden vooral plaatjes van wild en ander natuurschoon in het Krugerpark. Het bleef nog lang onrustig.

Met slechts een deel van de leerlingen hebben we ook ooit een paar uur gestaakt als protest tegen de onderwijsbezuinigingen. “Deetman, je snapt er geen reet van” was een lekker bekkende leuze. Verder was het niet buitengewoon inspirerend om op een doordeweekse dag in optocht door onze woonplaats Oss te trekken. Bij het gemeentehuis stonden wat ambtenaren voor het raam. Het kantoorpersoneel van anticonceptiepillendraaier Organon ging schuil achter spiegelglas. Deetman snapte er in de jaren na onze lange mars tegen de macht nog steeds geen reet van.

Aan het eind van het decennium leek alles op te klaren, en toen de puberteit ten einde liep leek alles minder problematisch dan voorheen. De kleur kwam terug, de Muur viel, het Nederlands Elftal won eens een belangrijke wedstrijd van de Duitsers en een duel later het Europees Kampioenschap. Tijd voor nieuwe idealen? Mwah. Zelfs geëngageerde jongeren waren – al zouden ze dat nóóit toegeven — een beetje gehersenspoeld door de herhaalde mantra’s van Veronica en Ed Nijpels’ VVD: ‘Je bent jong en je wilt wat’ en ‘Gewoon jezelf kunnen zijn’. De grote wereld leek ook zonder ons over behoorlijk wat zelfreinigend vermogen te beschikken.

De jaren 80. Doemdenkers en positivo’s is tot en met 15 oktober te zien in Het Noordbrabants Museum in Den Bosch. hnbm.nl