De allereerste Amstel Gold Race startte in 1966 in Breda en finishte in Meerssen. De wielrenners reden veertig kilometer meer dan het draaiboek vermeldde, en de pas overleden Jan Hugens sneefde door materiaalpech in het zicht van de finish. Een terugblik op de eerste editie van Nederlands enige wielerklassieker. “Als je op de macht geklopt wordt alla, maar verliezen door pure tegenslag is bitter.”
Dedicated follower of fashion van The Kinks staat op nummer één in de Top-40 als de allereerste Amstel Gold Race wordt gehouden. We schrijven 30 april 1966, Koninginnedag. In de finale liggen drie ploeggenoten va n Ford-Hutchinson – de Poolse Fransman Jean Stablinski, de Belg Bernard van de Kerckhove en de Nederlander Jan Hugens – liggen onbedreigd op kop. Hun kopman Jacques Anquetil is al afgestapt, dus mogen ze voor eigen succes gaan. De vluchters zijn na ruim driehonderd slopende kilometers bekaf. In het zicht van de finish verzamelt Limburger Jan Hugens zijn laatste krachten voor een alles-of-niets-poging. “Ik kreeg zeker twintig meter voorsprong, lag in gewonnen positie,” vertelt Hugens 45 jaar later aan Zuiderlucht, enkele weken voor zijn dood op 12 maart. “Ik schakelde voor de laatste keer en toen blokkeerde mijn ketting. Ze bleef haken tussen het kleinste kamwiel en het frame, daar zat toen nog ’n halve centimeter speling tussen. Vlak voor de meet werd ik voorbijgereden. Ik baalde gigantisch. Nu nog meer dan toen.” Jean Stablinski, de wereldkampioen van 1962, wint op de Julianastraat in Meerssen de sprint à deux met Van de Kerckhove en schrijft historie als winnaar van de eerste editie van de Amstel Gold Race. ’Oh yes he is (oh yes he is)’, klinken de Kinks door de luidsprekers.
In het jubileumboek Amstel Gold Race 1966-2005 is de in 2007 overleden Stablinski er heilig van overtuigd dat Hugens ook zonder technisch malheur niet had gewonnen. “Beslist niet. Ik begrijp dat Jan dolgraag had willen winnen, maar ook zonder die pech was hem dat niet gelukt.” Oud-prof Huub Harings uit Sibbe is een andere mening toegedaan. “Het waren geen van drieën sprinters. Van snelheid was na acht uur koersen sowieso geen sprake meer. Jan was een coureur van de lange afstand, een sterke beer. Hem kon de overwinning niet ontgaan.” Hugens beaamt dat hij die dag in bloedvorm verkeerde. “Ik kreeg vleugels door alle aanmoedigingen van de supporters. Rijden voor eigen publiek gaf me altijd extra moraal.”
Organisator van deze eerste Amstel Gold Race, die later zou uitgroeien tot Nederlands enige ProTour-klassieker, is de vorig jaar op 79-jarige leeftijd overleden Herman Krott. Hij was ploegleider van de amateurformatie Amstel Bier en maakte naam als ontdekker en begeleider van talentvolle, jonge wielrenners. Zo’n zestig coureurs stoomde hij klaar voor een profcarrière, onder wie latere toppers als Zoetemelk, Kuiper, Knetemann en Theunisse. Ook ontfermde hij zich over grote belofte Fedor den Hertog, die hij zelfs in zijn gezin opnam. Volgens wielerjournalist Raymond Kerckhoffs was Krott een man die permanent klaar stond voor zijn renners. “Streng, maar begaan. Als hij je mocht, had je voor altijd een vriend. Voor veel renners was hij een beschermheer. Ook wanneer zij allang zijn ploeg hadden verlaten, konden ze op hem terugvallen. Wanneer er kritiek was, stond hij altijd pal voor ze.” In zijn boek Rrrang op het kantje roemt schrijver Gijs Zandbergen Krotts bijzonder oog voor talent. “Hij herkende ze aan hun ‘tredje’. Een goede renner van Amstel Bier was jong, speels, reed een lichte versnelling en was bereid om voor bijna niets te koersen.”
Naast zijn handel in auto-accu’s runde Krott samen met Ton Vissers het sportbureau Inter Sport en organiseerde aan de lopende band criteriums. Zijn ultieme droom was een stad-tot-stadwedstrijd van internationale allure. Zijn plan viel bij de hoofddirectie van Amstel in goede aarde. Concurrent Heineken liep steeds verder uit als marktleider en daar moest iets op gevonden worden. De brouwerij had tien jaar eerder een speciaal bier gelanceerd, Amstel Gold, en dat moest maar eens stevig in de markt worden gezet. Krott kreeg van zijn sponsor een budget van honderdduizend gulden. Zijn eerste ingeving qua parcours was Amsterdam-Maastricht, analoog naar Parijs-Roubaix, met als apotheose de Limburgse heuvels. “Toen we met de auto het parcours gingen rijden, kwamen we dik boven de driehonderd kilometer uit. Dat kon dus niet.”
Ook de tijdgeest gooide roet in het eten. Het huwelijk van kroonprinses Beatrix met Claus von Amsberg, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Wehrmacht had gediend, op 10 maart 1966 in Amsterdam werd verstoord door provorellen, rookbommen en politiegeweld. In de weken daarna bleven ‘gezagsondermijnende elementen’ de confrontatie met de politie zoeken. Gevolg: alle grote evenementen in de hoofdstad werden verboden. Ook Rotterdam als vertrekpunt viel af, het stadsbestuur gaf geen toestemming om het peloton over de drukke Moerdijkbrug te laten rijden. Toen viel de keuze op Breda.
Finishplaats werd Meerssen. Willem-Berend Hietbrink, fantast, bajesklant en zelfbenoemde ‘Duizenddichter’, woonde in 1966 in Meerssen en beweert ten stelligste dat dankzij zíjn inspanningen zijn woonplaats de eindbestemming van de Amstel Gold Race werd. Hietbrink werkte indertijd bij de plaatselijke reinigings- en plantsoenendienst. “Na werktijd gebruikte ik gemeentelijke faciliteiten zoals telefoon, briefpapier en stempels om Krott en Vissers warm te maken voor Meerssen. Helaas werd ik betrapt en op staande voet ontslagen, maar mijn missie had succes. De gemeente moest wel tienduizend gulden op tafel leggen. Dat geld heb ik opgehaald bij bouwmaterialenhandel Budé, horlogemaker Kleinen, aannemer De Jong en andere middenstanders.”
Volgens de Meerssense wethouder Jacques Giesen moet Hietbrink op zijn woord worden geloofd. “In de geschiedenis van de Gold Race kom je zijn naam niet tegen. Zeer ten onrechte. Hij was een snoodaard, deed alles wat God verboden heeft. Hij kende geen woord Frans, maar sprak Frans met iedereen. Hij kon alles versieren. Wij in de familie zeggen nog steeds: Wim Hietbrink heeft de Gold Race uitgevonden.”
Vier dagen voor de start werd in het hoofdkantoor van de Amstel Bierbrouwerijen NV in Amsterdam een persconferentie belegd. Tot ontsteltenis van de verzamelde wielerpers werd medegedeeld dat de wedstrijd aan een zijden draadje hing omdat niet alle vergunningen binnen waren. Maar nog tijdens de persmeeting belde topambtenaar Vinkestijn van het ministerie van Verkeer en Waterstaat met de verlossende mededeling dat de race kon doorgaan. Onder één voorwaarde: nooit meer op Koninginnedag!
Het deelnemersveld was om van te watertanden. Op de presentielijst prijkten namen als Jacques Anquetil, Raymond Poulidor, Rik van Looy, Rudi Altig, Henri Anglade, Jan Janssen, Tom Simpson, Rolf Wolfshohl, Peter Post, Jean Stablinski en Antonin Magni. “We vertrokken vanuit het Mastbos bij Breda, de beste wielerploegen van de wereld stonden daar aan de start,” zegt Hugens. “Vanaf het begin moesten we volop in de beugel, het was een snikhete dag.”
Ook Huub Harings weet zich te herinneren dat vanaf het startschot hard en nerveus werd gekoerst. “Voortdurend sprongen groepjes renners weg. Henk Nijdam reed plat. Cees van Espen en ik kregen de opdracht om hem in het peloton terug te brengen; we hebben dertig kilometer volle bak moeten rijden! Aanvankelijk stond er ook veel wind. Daarom werd in waaiervorm gereden en dan gaat de snelheid automatisch omhoog. In die tijd was het verboden om eten en drinken van de ploegleiderswagen aan te nemen. Je moest iets pakken van het publiek of wachten op de ravitaillering. Wat heb ik die dag dorst geleden!”
De wedstrijd zou gaan over 260 kilometer, maar na afloop bleken er 302 op de teller te staan. De organisatie had zich niet gerealiseerd dat in alle doorkomstgemeenten, van Goirle tot Roosteren en van Bakel tot Heijenrath, Oranjefeesten werden gehouden. Op het laatste moment moest het wielercircus op diverse plaatsen worden omgeleid om te voorkomen dat het peloton dwars door de met zaklopers en koekhappers bevolkte bebouwde kom zou razen. Wiel Verheesen, oud-verslaggever van het Limburgs Dagblad: “Het eerste wat ik Stablinski hoorde zeggen na de finish was: ‘Quelle distance!’ Anquetil was toen al lang in de bezemwagen gestapt met als argument: ‘Ik krijg voor 250 kilometer betaald en niet voor 300’. Voor die vedetten was het een verplicht nummer.”
’s Anderendaags reed Huub Harings, die als 28e van de dertig aangekomen coureurs eindigde, een criterium in Spekholzerheide. “Ik had de Gold Race nog zwaar in de benen. En dan honderd kilometer draaien, keren en opnieuw aanzetten. Ik heb verschrikkelijk afgezien.” Weer een dag later ging hij van start in Luik-Bastenaken-Luik maar gaf in het zicht van de eerste Ardense heuvel op. “Ik was hé-lé-máál kapot.” De overwinning in Luik was voor een ongenaakbare Anquetil.
Op 19 juli 2010 kijkt Jan Hugens thuis in Amstenrade naar de Tour. Hij ziet hoe Alberto Contador demarreert op het moment dat geletruidrager Andy Schleck op de Port de Balès zijn ketting eraf trapt. Onwillekeurig gaan zijn gedachten terug naar die 30e april 1966 in Meerssen. Hugens: “Als je op de macht geklopt wordt alla, maar verliezen door pure tegenslag is bitter.” Mijnwerkerszoon Stablinski, alias Le Polac, mocht in het gemeentehuis tweeduizend gulden plus een gouden zegelring in de vorm van een biervat met ingelegde diamant in ontvangst nemen. “Ik was toen pas 24”, zegt Jacques Giesen, “en herinner me dat we het jammer vonden dat Stablinski won. Maar voor het dorp was het evenement een geweldige sensatie.” Het blad Wielersport maakte gewag van een “waardige en gracieuze afsluiting van een stuk dat de wielersport in de meest mooie uitvoering ten tonele had gevoerd”.
Duizenddichter Willem-Berend Hietbrink blikt 45 jaar later anders terug: “Jammer genoeg hebben we allebei niet de bloemen gekregen waar we recht op hadden. Hugens niet als eigenlijke winnaar, ik niet als organisator.”
Dit is het negentiende artikel in een reeks van twintig in het kader van de Culturele Biografie Limburg, een project van de BV Limburg.