“Ben je daar nog? Arnaldo….? Arnaldo…? O, gelukkig, ik dacht dat ik je kwijt was. Ik bel met het toestel van Paulo, misschien ligt het daaraan, hij heeft nog steeds die oude Nokia, je weet wel. We zitten in de auto, we hebben vrienden over, Paulo wil ze de stad laten zien.

Ja, Arnaldo, ik weet hoe ze is, Xahia, onze moeders kennen elkaar uit Mozambique, na de revolutie zijn ze teruggekomen en vriendinnen gebleven. Ik ken Xahia sinds haar geboorte, ze is vijf jaar jonger. Ik begrijp dat je verliefd op haar bent, ze is beeldschoon, altijd geweest. Haar huid is als oud albast, niet blank, niet bruin, en bijna transparant, met dat patroon van kringeltjes en aderen… En die mahoniekleurige ogen… je bent niet de enige man die zo reageert. Maar je was toch zo goed met Telma de laatste tijd… – nee, Paulo, we moeten hier naar rechts, en dan alsmaar rechtdoor… o, je wil ze ook de Casa de Musica laten zien, ja, dan zit je goed… – sorry, Arnaldo, Paulo heeft een kater, hij komt amper uit zijn woorden, en zijn Engels is al zo beroerd. Ja, ook mijn hoofd staat op springen, pffff, we lagen er om zes uur in vannacht, zijn met de eerste metro naar huis gegaan. En weet je, de bestuurder droeg een zonnebril, ik dacht dat het aan de drank lag, maar het was echt zo.

Waar was jij gisteravond trouwens gebleven, ineens zag ik je niet meer. Met Telma…? Ja maar… Wat zeg je…? Waauw…! En nu ben je thuis? Ok, ja, da’s goed, over een uurtje zijn we terug, dan komen we naar je toe. Ik geloof dat Paulo onze gasten wil achterlaten bij de Casa de Musica, het zijn Nederlanders, vandaar… Dan neem ik ook dat boek van John Berger voor je mee, waar we het gisteravond over hadden. Wat zeg je, houd je óók van Telma? Maar kom op, Arnaldo, twee vrouwen, waarom doe je dan zo moeilijk? Hoezo? Nou, dan doe je het toch met allebei! Aan verliefdheid zit een volumeknop, hoor. Als je daar verstandig mee omspringt, kom je een heel eind. Natuurlijk zijn vrouwen jaloers, maar jaloezie is de enige aangename vrouwenkwaal die ik ken. Adrenaline, weet je wel!

Wát zeg je, Xafira wil niets van je weten? Tuurlijk wel. Zoveel jaren in het bos, en nog steeds begrijp je niet… Ze heeft je aan een string, Arnaldo! Xafira is een fenomeen, ze heeft de mannen voor het uitkiezen, en dat doet ze ook. Maar ze wil jou! Waarom? Omdat iedere vrouw in de stad jou wil, dat weet je toch, vanwaar die twijfel? Wat zeg je, je kunt niet zonder haar? Tja, misschien is het dát wel, misschien ben je zo verliefd omdat je haar niet kan krijgen. Da’s nieuw voor je, hé, dat de prooi de dienst uitmaakt en niet de jager. Nee, ik neem je niet in de maling, Arnaldo, je moet volhouden, want ze is heel bijzonder. Natuurlijk is Telma ook een prachtige vrouw, mooi en gracieus en intelligent. Maar er zijn vele soorten engelen, en ze vouwen hun vleugels allemaal anders. Je zult Telma nooit bezitten zoals een man een vrouw bezit. Ze zal altijd willen uitbreken, ze is als een ex-roker die een aansteker in zijn handpalm verbergt.

Xahia is anders, Xahia is eh… onbevattelijk en onvoorwaardelijk tegelijk. Ik zal je een verhaal vertellen over haar, niet alles, een deel ervan, niet alles, verhalen die in de openlucht komen gaan roesten, ze moeten eigenlijk geheim blijven maar tegelijkertijd hebben ze zuurstof nodig. Xahia houdt van mannen en van de liefde, maar samen…? Ja, daar praten we wel eens over, we kennen elkaar al zo lang, we hebben geen geheimen voor elkaar. Je kunt van een man houden, zegt ze, zonder dat er liefde in het spel is. Puur lichamelijk, je houdt dan van zijn neus, zijn oksels, de welving van zijn billen, zijn navel, zijn… alles. En zij, zij laat vederlichte boertjes en scheetjes als ze met een man is. Ja, ook in bed. Het zijn de corporale zuchten van een lichaam dat zich plooit, plooit naar het genot. Een autonoom lichaam windt mannen op… Wat? Nee, onze gasten verstaan geen Portugees. En ja, Paulo kent het verhaal. Maar ik was nog niet klaar. Of ik ook…?

O, we zijn bij Casa de Musica nu, ik moet even uitstappen om afscheid te nemen. Arnaldo? Arnaldo, ben je daar nog? Ja? Ik bel je zo terug, en dan vertel ik de rest, dag hoor, daaaag, tot zo, daaaag…”