Een stichting probeert de restanten van de Maastrichtse aardewerkfabriek JEMA te redden. Ze zouden passen in een museum dat zich richt op het roemrijke industriële verleden van de stad. Maar dat museum is er niet. Of het er ooit komt? ‘Geen idee.’ DOOR PAUL VAN DER STEEN.

In het spoor van Huub Brandts het vervallen JEMA-fabriekje binnengaan heeft iets van een expeditie. ‘Kijk uit voor vuiligheid en gevaarlijke plekken, mogelijk gaten in de vloer’, waarschuwt hij voordat we binnengaan.

Op de onooglijke gevel op een weinig florerend industrieterrein bij Maastricht staat ‘Keramisch atelier’. Achter de met graffiti bespoten voordeur die Brandts, penningmeester van de Stichting Aardewerk Erfgoed Maastricht, opendoet, heeft de tijd stilgestaan. 

Niet alleen de oude kranten en een verdwaalde fles Herschi-sinas getuigen van betere tijden bij Jema Keramiek, dat veertig jaar geleden failliet ging. Dat geldt evengoed voor de rekken en tafels vol met onder een dikke laag stof schuilgaande poezen, vogels, danseressen, heiligen en nog veel meer. Ook de gebruikte mallen zijn met vuil en sof bedekt, net als de ovens waarin de JEMA-producten ooit werden afgebakken.  

foto’s Aron Nijs

JEMA ontstond in de jaren veertig van de vorige eeuw toen de Rotterdamse broers Jelis en Johan Willem Mager een bestaande VOF overnamen. JEMA (een verwijzing naar hun naam) produceerde keramiek voor de nationale en internationale markt. Het was de tijd dat veel mensen nog graag een mooi beeldje of sieraardewerk op hun dressoir hadden staan. Het Keramisch Atelier begon in de wijk Heer en verhuisde later naar industrieterrein Bosscherveld. Tientallen mannen en vrouwen vonden er werk. Na overname van de activiteiten door het Waalse bedrijf Bequet in 1977 kwam de productie in Maastricht stil te liggen.  

Veel machines en materialen bleven achter in het atelier op Bosscherveld. Een nieuwe exploitant wist de onderneming nog even tot leven te wekken onder de naam Jef Roberts Maastrichts Aardewerk. Tot het faillissement in 1984, sindsdien staan pand en inrichting te verkommeren. Het atelier bleef in stand als een tijdscapsule. 

Bijna veertig jaar later nam de vrouw van Jef Roberts contact op met de Maastrichtse oud-burgemeester Gerd Leers, of hij iets betekenen om het erfgoed te redden van de ondergang? Het resulteerde in de Stichting Aardewerk Erfgoed Maastricht, die zich ontfermt over de nalatenschap van het bedrijf. 

Huub Brandts raakte erbij betrokken door zijn passie voor keramiek – waarin hij werd aangestoken door zijn vrouw. ‘Zij kwam 25 jaar geleden thuis met een kopje van de Société Céramique. Dat vond ze mooi, ze wilde er meer van hebben. Dus zijn we gaan zoeken. Om een lang verhaal kort te maken: we hebben nooit meer zo’n kopje gevonden, maar we zijn wel verwoede verzamelaars geworden van allerlei ander Maastrichts aardewerk.’ 

Zo zijn er een heleboel meer. Soms met een brede oriëntatie, vaak ook met belangstelling voor bepaalde producenten, periodes of soorten aardewerk. Brandts: ‘Ze zitten tot in Australië toe. Ook rond JEMA krijg ik verzoeken van zo ver weg.’ 

Via een pop-up store in winkelcentrum Entre Deux in de Maastrichtse binnenstad vindt een deel van de JEMA-voorraad nog steeds kopers. Ook Bureau Europa, gevestigd in de oude directievilla van de Sphinx Fabrieken, laat jaarlijks een paar dagen het mooiste van JEMA en enkele andere aardewerkproducenten zien. Sommige niet afgebakken beelden gaan naar instellingen waar ze gebruikt worden voor creatieve ochtenden en middagen met cliënten.  

‘We hebben nooit meer zo’n kopje gevonden, maar we zijn wel verwoede verzamelaars geworden van allerlei ander Maastrichts aardewerk’

Het JEMA-archief is inmiddels gered, althans een deel ervan. De vrijwilligers rond het fabriekje lieten archivaris Andrea Peeters van het Sociaal Historisch Centrum Limburg (SHCL) komen. ‘Wat ik aantrof, was eigenlijk een soort puinberg’, zegt ze. Peeters haalde al vaker bedrijfsarchieven binnen, maar dit had ze nog nooit gezien. ‘Er stonden ooit archiefrekken vol administratie en documentatie, maar die rekken waren in de loop van de jaren deels in elkaar gedonderd. Dus lag er heel veel verspreid over de vloer; een flink deel was door vocht en schimmels niet meer lees- of bruikbaar.’

Bij het goede deel van het archief bracht een grondige inventarisatie orde in de chaos. Voordat de stukken zo’n dertig meter plank in het SHCL mochten innemen, werden ze eerst grondig gereinigd. Bij het archief houden ze niet van vocht en schimmels. 

Het archief is zeker de moeite waard, zegt Peeters. ‘We hebben ook de archieven van Sphinx en de Société Céramique in huis en een deel van dat van de Mosa in huis. Met JEMA wordt duidelijk dat er naast die grotere bedrijven nog een hele reeks kleinere aardewerkproducenten actief waren. Maastricht was een echte keramiekstad. En het JEMA-archief geeft ondanks het verloren gegane deel nog best een behoorlijk compleet beeld van de geschiedenis van het bedrijf.’ 

In de voormalige JEMA-fabriek gaat het verval ondanks de inzet en goede bedoelingen van de vrijwilligers van de stichting door. Brandts: ‘Opknapbeurten die dat proces kunnen stoppen, zijn niet te betalen. Laat staan dat je een complex als dit voor het grote publiek toegankelijk kunt maken. Dan praat je over enorme bedragen.’

Dus wordt het gevecht met de tijd onvermijdelijk verloren. In het ideale plaatje van de stichting krijgt het meest waardevolle erfgoed van JEMA uiteindelijk onderdak in een museum, gewijd aan de gloriejaren van het Maastrichtse aardewerk of aan de geschiedenis van de Limburgse hoofdstad in de volle breedte. Brandts: ‘Of dat haalbaar is? Geen idee.’    

Zo’n museum zou in elk geval recht doen aan het industriële verleden van de stad. 

Ondertussen wordt gezocht naar een nieuwe plek van het bij JEMA aangetroffen tegeltableau dat Charles Eyck ooit ontwierp voor de kantine van de Trega-fabrieken. Waar dat zal zijn, kan Brandts nog niet zeggen. 

Bureau Europa organiseert op 30 november en 1 december samen met Huub Brandts de Maastrichtse Keramiekbeurs waar JEMA-objecten te koop zijn en aandacht is voor de geschiedenis van de keramiekfabriek.