Op de ruïnes van de utopie
“Volgens de Verenigde Naties heeft iedere vluchteling recht heeft op 3,5 vierkante meter onderdak. Daar heb ik in mijn bio-afbreekbare vluchtelingenkamp rekening mee gehouden. Ik heb drie prototypen wooneenheden ontworpen, in verschillende kleuren. De meest eenvoudige onderkomens zijn die van golfplaat, materiaal dat verwijst naar het daklozenbestaan maar ook naar het minimalisme in de kunst.”
“Voor het Recyclable Refugee Camp heb ik ook een doos ontworpen die je volgens allerlei modules kunt vouwen tot woning. Een soort Charles Eames voor daklozen. Ik kwam op het idee toen in België nogal wat asielzoekers hun heil gingen zoeken in kerken. Zo’n doos geeft in zo’n kille kerk toch wat privacy, een gevoel van thuis.
Bierbrouwer Freddy Heineken wilde ooit de wereld bevrijden van daklozen. Hij vroeg architect John Habraken een bierfles te ontwerpen waarvan de hals in de kont past. Met die flessen kun je een muur bouwen. Op de hoeken gebruikte Habraken lege olievaten van Shell, met daarop het dak van een VW-kever. Een proefproject op Curaçao is uiteindelijk niet doorgegaan. Recyclen was toen nog geen thema, en concerns als Heineken, Shell en VW probeerden elders hun afval te dumpen.
Met VW-kevers heb ik in 2004 nog een project gedaan in Mexico-City, daar rijden duizenden groen-witte VW-kevers rond als taxi. Op elke auto zit de sticker Sin Plomo, zonder lood. Maar iedereen tankt er loodhoudend, dat is goedkoper. Mede daardoor is de luchtverontreiniging zo agressief dat er binnen enkele weken bloed in je snot zit. Voor die taxi’s heb ik een bio-afbreekbare wieldop ontworpen, een ornament voor hun ecologische inspanningen. Vijf ervan zijn er daadwerkelijk mee uitgerust.
Voor het Recycable Refugee Camp ontwierp ik ook een afbreekbare latrine. En composteerbare vloertegels, in zeven tinten. Zo kunnen vluchtelingen een mozaïekvloer aanleggen, dat maakt hun onderkomen een stuk huiselijker, nietwaar. Een recycleerbare doodskist was er al, maar een afbreekbare urn nog niet. Lichamen verbranden zelden helemaal, er blijven grotere en kleinere delen over. Daarom heb ik die urn ontworpen in verschillende afmetingen, van S tot XXL.
Een vluchtelingenkamp ontwikkelt een eigen economie, dus waarom zou er geen toerisme zijn? In Brazilië en Zuid-Afrika kun je bij touroperators uitstapjes boeken naar favela’s en townships. Met de bus van Refugee Tours ernaartoe, een kort uitstapje, foto’s maken van de zielige locals, en hup, retour. Een retourtje Haifa boeken, waarom niet? Je kunt ook aan een uitwisselingsprogramma denken. Voor twee weken ruil je je villa in Maastricht voor een tentje in een Palestijns vluchtelingenkamp. En vice versa, zo’n Palestijnse familie komt dan in jouw huis wonen.”
“Het Recyclable Refugee Camp is een kritiek op sociaal engagement in de beeldende kunst, vooral op het moralistische gehalte ervan. Via de bio-afbreekbare afvalzak, bij jullie ook bekend, kwam ik op het idee om een composteerbare afvalgrot. Ik raakte geïrriteerd door de politiek-correcte kunstopvatting van Michelangelo Pistoletto die beweert dat kunst de bewoners van de aarde dichter bij elkaar moet brengen. Wat hij bedoelt, denk ik, is dat kunst een functie moet hebben. Dat is gevaarlijk terrein. Voor mij is ethiek altijd de vijand geweest van kritiek, dus ik wilde het meest politiek-correcte en geëngageerde kunstwerk als mogelijk maken, als ironisch commentaar. Zo werd de grot een schuilplaats voor vluchtelingen, een bioafbreekbaar vluchtelingenkamp. Het is een dubbele ironie, ik besef dat ik met dit project ook een geëngageerd kunstenaar ben, tegen wil en dank.
Bij aankomst in een kamp krijgen vluchtelingen een cursus in het ontdekken van landmijnen. De strategische waarde van landmijnen is gering: slechts 17 procent van de slachtoffers zijn soldaten. Het effect is meer psychologisch. Dat er om twee weken zo’n ding ontploft, is bedoeld om de moraal van de burgerbevolking naar beneden te krijgen. Op Oost-Timor, waar een onafhankelijkheidsstrijd woedt, waren na de tsunami van 2004 de meeste landmijnen weggespoeld. Niemand had nog een idee waar ze lagen. Toen bedacht ik een composteerbare landmijn die na een jaar of zo vanzelf uit elkaar valt. Een humanitaire landmijn, als het ware. Als de oorlog onverhoopt langer duurt, kun je altijd nog nieuwe in de grond steken. Ontmijningsdiensten gebruiken vaak klaprozen om veilige van onveilige gebieden te onderscheiden. Mijn afbreekbare landmijn zit vol met klaprozen, als hij uit elkaar valt, komen ze uit en kleurt het landschap rood. Het herinnert ook aan de Poppy Fields of Flanders, de velden met papavers langs de IJzer, boven de graven van de gesneuvelde soldaten uit de Eerste Wereldoorlog.
Toen ik in 2006 met het Recyclable Refugee Camp een expositie had in het SMAK in Gent, heb ik in een park bordjes geplaatst met het opschrift: Waarschuwing! Bio-afbreekbare landmijnen. Ik dacht: in een stad waar Jan Hoet museumdirecteur is geweest, zijn ze wel wat gewend. Maar de Gentenaren kwamen in protest, ze durfden er hun hondje niet meer uit te laten.”
“Vier jaar ben ik bezig geweest met het Recyclable Refugee Camp, het project is vorig jaar afgesloten met een boek. Het was de bedoeling om in Z33 in Hasselt met een retrospectief te komen, maar ik ben iemand die in projecten denkt. En dit project was af. Ik had mijn interesse wat verloren. In Hasselt, waar ik ben geboren, was ik inmiddels op het spoor van de wereldtentoonstellingen beland. Ik heb dat nooit geweten, maar Vleugel 58 van Z33 – de naam zegt het al – was indertijd een geschenk aan de stad Hasselt van Expo 1958 in Brussel.
Het symbool van die Expo ’58, het vorig jaar gerestaureerde Atomium, is indertijd betaald door de Amerikanen, dat weet bijna niemand. Als een soort verontschuldiging voor de atoombommen op Nagasaki en Hiroshima. De drang naar technologische vernieuwing manifesteerde zich ten tijde van Expo ’58 in de ruimtevaartwedloop tussen Amerikanen en Russen: wie brengt de eerste mens in de ruimte, wie zet de eerste stap op de maan. Op dit moment ontstaat opnieuw wedloop naar de maan, vanwege de metalen die er zijn ontdekt. Nu doen ook de Chinezen mee, en de Indiërs.
Expo ‘58 in Brussel was de eerste wereldtentoonstelling na 1945. En hoewel de Koude Oorlog zijn hoogtepunt naderde, leefde iedereen met de utopie dat de nieuwe technologieën ons naar een humanere wereld zou brengen. Ik ben een liefhebber van science fiction. Daarin heerst vooral een negatief toekomstbeeld, waarin de technologie ons juist ten gronde richt. Geen utopie, maar dystopie.
Gefascineerd door die tegenstelling heb ik een reeks karakters uit sf-films in foto’s gemonteerd van de meeste recente World Expo’s. Dat resulteerde in Hasselt in de tentoonstelling The Great Exhibition Part 1: Europe, waarin ik ook objecten van kunstenaars als Absalon, Luciano Fabro, Dan Graham en Ettore Sottsass heb gebruikt.
Het is opvallend dat de Expo’s van een eeuw geleden zo goed geconserveerd zijn, terwijl de paviljoens van recente wereldtentoonstellingen, zoals in Sevilla en Hannover, vaak compleet vervallen zijn. Ze zijn verworden tot troosteloze city scapes. De optimistische glans van de utopie is verdwenen. De dystopie heeft gezegevierd.”
Dutch Pavilion Trilogy (Universal Exhibition Hannover, 2000) vs. Storm (X-Men, 2000), 2008.
foto: Ives Maes
Shelter (resin, hemp, pigment), 2004) foto: Heinz Unger
Hazard Marking System (enamel, steel), 2006. foto: Ives Maes
Ives Maes, Recyclable Refugee Camp (2008). Gepubliceerd bij MER. Paper Kunsthalle, www.merpaperkunsthalle.org Verkrijgbaar bij Z33 in Hasselt of via Exhibitions International. www.r-r-c.org
‘The Great Exhibition part 1: Europa’. Solo-expositie tot en met 4/1 in Z33 in Hasselt. www.Z33.be
‘Die Stadt von Morgen’. Solo-expositie van 15/1 t/m 15/2 in Künsterhaus Bethanien, Berlijn.
‘Take off’. Groepsexpositie van 10/1 t/m 24/1 in Galerie Koraalberg, Antwerpen. www.koraalberg.be