het ongeloof

ik weet nog precies hoe het was
ik lag naast een vlot met mijn karkas in het water
tussen mijn waardige landgenoten
maar in het algemeen begreep ik de grap niet

we wilden naar een land zo vreemd als wijzelf
en verzamelden aan de olievlek op het strand
in de dode hoek van de kustwacht

het was een onnodige dag
we konden niet eten
we moesten stil zijn of we mochten straks niet
het was immers een avontuur
de energie moest nog rijzen
en de prijsindicator kon stijgen

ik kan naar de doorvoerder wijzen
de kortademige man heet Koo
hij leek haast een echt soort persoon
wat hij deed had belang
je kon hem met geld niet meer kopen
je verhield je tot hem
het was helemaal niet zijn schuld
hij verdedigde meerdere belangen

(fragment)

 

Uit: Anne Provoost, Decem – Ongelegenheidsgedichten voor asielverstrekkers
Amsterdam, Em. Querido’s Uitverij, 2024