DOORNROOSJE

Houthakkers, die zich in het bos verklikken.
Sloten die op hun bodem staan te roesten.
Je eigen in de hoogte horen hoesten.
Een edelhert met plotselinge schrikken.

Spechten, als zachte mitrailleuren, tikken
tegen de honderd jaar in eikeknoesten.
Dat wij elkander tegenkomen moesten
was te voorzien met langgeworden blikken.

Hier is het uur. Op deze ronde plek
heeft het tussen ons plaats, een vuur,
dat niet verglaast. De groene diepte drinkt.

Terwijl de stilte verder openspringt,
met bommen van verbazing opgewekt,
omklemmen wij het eeuwig avontuur.

GERRIT ACHTERBERG

Uit: Gerrit Achterberg, Voorbij de laatste stad
Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker, 1981