HET DIER
Het beest in de weide (van de vlammen gescheiden)
Ziet hoe op poten de dag aanbreekt
Hoe met gebaren de zon haar zevenstraat omslaat.
En (in bladgoud, lichtogig en bevend)
Het verlangt niet meer.
’s Nachts begeeft het zacht en dringt weer in het
Woud waar de koude jager roept.
Zo veilig, zo tam gaat geen mens
De wereld binnen.
HUGO CLAUS
Uit: Hugo Claus, De Oostakkerse gedichten
Amsterdam, De Bezige Bij, 1955