Mannen

I

Mijn liniaal leert mij: langer dan normaal,
maar nog steeds geen lef om postzegels te plakken.
Als mijn ouders slapen klik ik mannen aan.
Buurmannen, leraren, trainers, vaders.
Terug in bed verzin ik vingers,
verkracht met fantasieën,
val, nog niet uit schuld ontheven, in slaap.

II

Afgesproken plek, afgesproken jas –
dus ik ga mee.
Hij voelt hoe ver hij nog kan gaan
en dwingt het bed toch groter, groter, groter.
Vanmiddag trok ik met een pincet alles uit
wat volgens de nieuwe bijbel niet gezien mag worden
terwijl ik in de spiegel keek om te leren
hoe ik het grootst lijk, hoe het kleinst.
Maar de volgende ochtend legt hij mij uit
waar ik mijn croissants kan halen
en wijst naar de trap.

III

Hier noemt de bakker mij niet bij naam, denkt aan zijn
eigen brood, vraagt wat ik wil.
In de stad mag je alles,
maar niet: met vreemde mannen.
Dit is de plek die ik nu thuis noem,
maar toch bouw ik van dozen een fort
met één hoge toren
waar ik niet van af moet vallen.
Ook mijn telefoon moet nog uitgepakt,
ik bel niet, neem niet op.
De huurbaas vraagt minder dan mijn moeder.
Ik haal het dak van de toren,
zet de doos met ‘breekbaar’ aan de straat.
In de stad nemen vreemde mannen alles mee.

PIM LAMMERS

Mannen werd in 2019 gepubliceerd op hardhoofd.com