Aan een Kempisch meisje

Gij Kempisch meisje met uw donkerbruine haren,
uw glinsterende blik in ’t fijn gelaat,
uw helle en vrije stem, die klare klanken slaat
opsprankelend als ’t geschal der wilde vogelscharen;

Uw geest bezielt het werk ter ouderlijke woon;
uw levenslust brengt vrede en blijheid, allerwege
lacht u de vriendschap toe, lacht u de vreugde tegen,
uwe eerzaamheid ter eer, uw minzaamheid ten loon…

O moge uw leven steeds zoo ongerimpeld vloeien!
In ’t hoofd geen nevelen en in ’t hart geen venijn!
Wat hoeft er meer om hart en ziel en zin te boeien?
Uw lied, uw lonk, uw lach ’t is liefde en zonneschijn.

PROSPER VAN LANGENDONCK (1862-1920)

Gezien in de vestibule bij het toilet in het Emile van Dorenmuseum in Genk