In 1983 vierde ik mijn twaalfde verjaardag.
Minoes van Annie M. G . Schmidt
lag naast mijn ontbijtbord.
In de zomervakantie van hetzelfde jaar
ging ik terug naar mijn moeder.
Vanaf het begin was dat de bedoeling geweest.
Het was in ons gezin nog steeds gevaarlijk voor mij.
Op een dag belde ik een wegloophuis
op de hoek van een straat in een telefooncel.
Volgens de vrouw die ik aan de lijn kreeg
klonk ik niet paniekerig genoeg.
Elke beslissing in mijn wereld werd genomen
zonder er deskundigen bij te halen.
Alles werd geregeld in het netwerk van school en kerk.
Directe medemenselijkheid zou per definitie
waardevoller zijn dan kinderbescherming
vertrouwensarts, psycholoog of psychiater.
Tussen 1983 en 1988 heb ik behalve bij mijn moeder
bij vier verschillende gezinnen gewoond.
TJITSKE JANSEN
Uit: Tjitske Jansen, Iedereen moet ergens zijn, 2021, Amsterdam, Em. Querido’s Uitgeverij