Op een goede dag kwam één van mijn bazen, je hebt er veel aan de universiteit en vaak is niet helemaal zeker wie nu echt de baas is, maar in dit geval was hij het, mijn baas dus, bij me binnen en vroeg of ik op de kerstborrel zou komen. Ik zei nee. Hij zei dat ik toch maar moest komen. In verband met een prijs.
Hij vond het jammer dat hij het moest verklappen. Hij had me liever verrast. Al deed hij dat nu eigenlijk ook.
Het was een soort modelarbeidersprijs. Die prijs wordt ieder jaar uitgereikt. Ik verkeerde in goed gezelschap. De paus en Miley Cyrus waren ook iets van het jaar. Normaal moet ik er een beetje om lachen, om zo’n prijs, maar nu ik hem zelf kreeg, vond ik het toch wel leuk. Erg leuk zelfs.
De eerste uren na de aankondiging was ik zo opgewonden dat ik helemaal niet toekwam aan het kostelijke werk waarvoor ik de prijs kreeg. Mijn baas had gezegd dat ik het aan niemand mocht vertellen. Volgens een vreemde logica moesten alle anderen wel verrast worden. Toch, als ik over de gang liep, had ik het gevoel dat iedereen het al wist. Dat ik de enige was die het niet wist. Dat wil zeggen, ik wist het wel, maar ik mocht het niet zeggen. De anderen ook niet, zo leek het.
Laatst gingen we een Duitse, pas aangekomen collega uitleggen wat ‘lekker belangrijk’ betekent. Dat stoelen, stukken en het weer lekker kunnen zijn, wist ze inmiddels, maar ‘lekker belangrijk’ begreep ze niet. Tastefully important? Zo voelde ik mij: tastefully important.
Op de dag van de prijsuitreiking liepen we nietsvermoedend naar de borrel. We waren een beetje laat. Ik wilde niet opvallen door eerder dan de anderen te gaan. Het bier was al bijna op. Er was nog wel wijn. De opperbaas begon juist met zijn toespraak. Er was veel gebeurd dit jaar, maar we hadden ons allemaal kranig geweerd. Ik fluisterde ironische opmerkingen, te veel ironische opmerkingen. Ik stond achteloos tegen een partytafeltje geleund. Toen kreeg ik de prijs.
Het was een geprint velletje. Iedereen had het zo kunnen uitdraaien. Ik hoopte maar dat niet iedereen dat zou doen. Ik kreeg ook een fles wijn.
Na afloop ging ik op bezoek bij mijn zus. Wat een rare lichte fles wijn is dat, zei mijn zus. We peuterden de doos open. Er zat een beeldje in. Een beeldje op een wankel voetstuk.