Signor Baviera was onze achterbuurman op Sicilië. Hij had een groot huis, waar hij met zijn zieke vrouw alleen in juli en augustus woonde. Tijdens de tien andere maanden kwam hij elke ochtend werken in zijn tuin, die er fantastisch uitzag. Heel wat anders dan dat enorme stoffige terrein waar ons huis op stond en dat zó groot was dat je een kwartier onderweg was om van de ene kant naar de andere kant te lopen.
Zeker in het eerste jaar van ons Siciliaanse avontuur was ik hele dagen bezig om van dat terrein ook een tuin te maken. Rond een uur of 1 in de middag hoorde ik signor Baviera altijd het hek van zijn tuin sluiten en met veel kabaal zijn auto starten. Hij had een gele, bijna dertig jaar oude Fiat 127 zonder uitlaat en met kale banden. Hij reed altijd heel langzaam tot aan het hek van mijn tuin. Daar stopte hij even. Als ik dichtbij was liep ik even naar hem toe om een paar minuten over het weer, het onkruid, de kinderen en dat soort dingen te praten. Als ik te ver weg was. zwaaide hij en riep “Buon pranzo” (smakelijk middageten) waarop ik steevast antwoordde “Grazie, altrettanto” (insgelijks).
Op zekere middag reed hij achteruit het pad tussen onze twee tuinen af. Hij zag mij niet en reed door, maar hij had mijn auto (een witte Fiat Punto) kennelijk ook niet gezien. Ik hoorde een enorm kabaal. Daarna was het een paar seconden stil en toen gaf signor Baviera vol gas en ging ervandoor. Ik ging kijken en ja hoor: de hele zijkant van de Punto was ingedeukt. Overal zat de gele verf van de auto van signor Baviera. Ik vond het raar dat hij gewoon was weggereden, maar toen ik het verhaal aan een paar Sicilianen uit de buurt vertelde bleken ze dat heel normaal te vinden. “Siamo tutti furbi, noi Siciliani”. Furbo betekent slim, maar het heeft een hele negatieve bijklank. “Wij Sicilianen zijn allemaal sluweriken, oplichters.” Dat zeiden ze.
Na die dag heb ik signor Baviera bijna twee maanden niet meer gezien, tot ik hem op een dag ineens het gras hoorde maaien. Ik liep naar hem toe. Hij keek eerst een beetje schichtig, maar zijn gezicht klaarde op toen ik vroeg hoe het met hem ging. We hebben zeker een half uur staan praten maar met geen woord gerept over de aanrijding. En dat is zo gebleven in de daarop volgende jaren. Ik heb nooit iets laten doen aan de deuken en de gele verf op mijn auto.
Signor Baviera was ver in de tachtig. Dat hoop ik ook nog eens te worden en dan wil ik ook een keer met een versleten auto gewoon langs de auto van een van mijn buren schuren en net doen of mijn neus bloedt. Ooit wil ik ook furbo worden.
PIETER BEEK