Het moest er een keer van komen en nu is het dan zover: meer dan in Maastricht kom ik tegenwoordig hier op Sicilië mensen tegen die mij goeiedag zeggen, die naar me zwaaien, die een praatje maken, die even naar me lachen als teken van herkenning. En er komen ook steeds meer mensen bij die me bij mijn voornaam noemen: Pietro, al is dat een op Sicilië weinig voorkomende naam.
Hier in de omgeving heet ongeveer de helft van de mannen Corrado, genoemd naar de heilige Corrado, die vlak bij ons huis in de eerste helft van de veertiende eeuw als kluizenaar in een grot heeft geleefd en die volgens de overlevering veel goed werk voor de armen heeft gedaan. Maar als de helft van de mannen Corrado heet, hoe weet je dan over welke Corrado het gaat als iemand tegen je zegt: “Vraag het maar eens aan Corrado, die weet het wel”? Gewoon, door Corrado van een toevoeging te voorzien: de metselaar, de man van Vera, de zoon van de dokter, die oude van de post…
Nogal prozaïsch dus. Niet die prachtige omschrijvingen zoals ik me die uit mijn jeugd herinner. In mijn geboortedorp was ik als kind niet wie ik was, maar werd over mij gesproken als ‘de witte van An van de sjmeed’ (lees: die jongen met dat witte haar, zoon van Anna van de smid). En hoe verder weg van mijn geboortedorp, hoe langer de toevoeging. Kwam ik bij familieleden in Swalmen, Beesel of Thorn, dan was de begroeting meestal: “Och, dao is de witte van An van de sjmeed van Bongers oet Neel!” ‘Neel’ is mijn geboortedorp Maasniel.
Niets van al dat fraais hier. Bijnamen zeggen op Sicilië soms iets over iemands werk, maar vaker nog over iemands karakter. Ik ben net begonnen aan de roman De leeglopers van de in Catania geboren schrijver Giovanni Verga, een van de grootste Italiaanse schrijvers van rond 1900. In een korte verantwoording leggen de vertalers uit waarom ze voor de tientallen bijnamen in het boek een Nederlands equivalent hebben gezocht: “Omdat deze bijnamen een wezenlijke bijdrage leveren aan de sfeer en toon van de roman.” En zo maken we kennis met families als de Leeglopers, de Bonenbikkers, de Hinkepoten, de Ganzevoeten en met personages als de Kwezel, de Uilskop (ook wel de Zijderups genaamd), de Kwartel, de Ruige, de Tuiger, de Wesp, enzovoorts. Een beetje braafjes allemaal, maar het hoort bij die tijd.
In de maffiawereld gaat het er iets pittiger aan toe. Een kleine greep uit krantenartikeltjes van de laatste weken: De Jakhals, Het Litteken, De Genadeloze, De Doodgraver, De Afperser. En de mooiste: Francesco Het Mes (Il Coltello).
Ik heb het helaas nog niet zover geschopt dat ik hier al een vaste bijnaam heb, ofschoon ik soms al heb horen zeggen: ‘Pietro lo scrittore’. Dat is veel te veel eer, maar op dit eiland ben je al een schrijver als je af en toe een stukje schrijft. Misschien moet ik het maar zo laten en het koesteren.