Kunstenares Esmé Valk is begin dit jaar begonnen aan haar onderzoek aan de Jan van Eyck Academie. “De JVE heeft dezelfde gedachten als ik over kunstenaarschap.”

Met een bescheiden lach opent Esmé Valk de deur van haar studio in de Jan van Eyck Academie. De kunstenares, die begin vorige maand is begonnen met de postacademische kunstopleiding in Maastricht, praat niet hard, maar wel helder. Haar studio bevindt zich schuin tegenover het conservatorium in het Maastrichtse Jekerkwartier. De flauwe zonnestralen en de verre klanken van violen vallen aangenaam de ramenrijke ruimte binnen.

“Ik ben hier nu een paar weken, zit nog echt in de aftastende fase, maar heb al wel een publicatie gemaakt op de drukwerkplaats van het nieuwe Charles Nypels Lab. Het bracht me meteen op ideeën, het motiveert me om te gaan experimenteren. Ik ben dan ook benieuwd naar het Heimo-lab, waar 3D-printers komen te staan.”

Na afronding van de modeopleiding in Enschede trok de nu 34-jarige Valk naar de kunstacademie Piet Zwart in Rotterdam. In die stad woont en werkt ze nu in een zeskoppig kunstenaarsinitiatief. Toen ze op zoek ging naar een postacademische kunstopleiding kwam ze uit bij de Jan van Eyck Academie.

Waarom heb je gekozen voor de JVE? “Als kunstenaar vraag ik me af hoe ik me kan positioneren in het kunstveld. Ik heb de vrijheid nodig om te kunnen bepalen in welke publieke ruimte ik mijn werk wil presenteren. Bij de Jan van Eyck is dat goed geregeld. De onderzoekers hier bepalen zelf het moment en de locatie die passen bij het project.” Dij vrijheid spreekt haar aan.

Het centrale onderwerp van haar onderzoek is ‘open staging’. Valk legt uit: “Bij open staging worden bezoekers betrokken bij het kunstwerk. Het ene moment zijn ze toeschouwer, het andere zijn ze plots deelnemer. Zo organiseerde ik vorig jaar een lezing met diner in een presentatieruimte bij mensen thuis, waar de bewoners en ik afwisselend spraken. Ik verzorgde het eten en liet de bezoekers brood bakken. De ruimte was dus een zowel een kamer in een woonhuis als een expositieruimte waarin de bezoekers toehoorders waren maar ook deelnemer door mee te doen aan een kookworkshop. Zo worden de rollen dus steeds omgewisseld, dat noem ik ‘open staging’.’

Valk, die vorig jaar in Spanje de International Contemporary Art Prize Diputació de Castelló won, is op dit moment zeer geïnteresseerd in de Barokperiode. Legendarische koningen als Lodewijk XIV (Frankrijk) en August de Sterke (Polen) organiseerden grootse feesten waarbij de genodigden toeschouwer en deelnemer tegelijk waren. Vaak hadden die feesten plaats in een fraai opgebouwde binnentuin. De opzet en architecturale omgeving van dit soort evenementen vormen voor Valk aanleiding om haar onderzoek naar ‘open staging’ verder uit te diepen.

In de eerste weken in haar studio in het Jekerkwartier is haar vooral opgevallen dat haar collega-onderzoekers goed weten wat ze willen. “Het zijn stuk voor stuk echte specialisten.” Valk weet zich op de JVE omringd door kunstenaars uit heel Europa, vijftig in totaal. “Ik begin ze nu een beetje te leren kennen. Juist omdat ze vaak in andere disciplines werkzaam zijn, verwacht ik veel van ze te leren.”

De ontmoetingen met collega’s zijn meestal spontaan en daardoor, zegt ze, zeer vruchtbaar. “Vanuit wederzijdse gevoelens van verwantschap ontstaat inspiratie. Ik verwacht ook dat het nieuw te vormen In-Lab op vergelijkbare wijze vorm zal krijgen.

Valk: “Ik denk dat mijn kunstenaarspraktijk goed aansluit bij de structuur die de academie biedt aan haar onderzoekers. De JVE heeft dezelfde gedachten als ik over het kunstenaarschap. Daarom heb ik voor Maastricht gekozen.”



In-Lab

Een van de belangrijke vernieuwingen die de Jan van Eyck Academie doorvoert, is de creatie van het In-Lab. Vier tot zes onderzoekers van de JVE ruilen hier ervaringen met elkaar uit en leveren kritiek op elkaars werk.

Ook de buitenwereld maakt gebruik van het In-Lab. Via de JVE Cultuurwinkel kan het In-Lab opdrachten krijgen van buiten, van overheden, instellingen en bedrijven.

Het In-Lab heeft een wisselende vorm en samenstelling. Een ‘cel’ in het InLab kan een paar maanden bestaan, maar ook tien jaar, afhankelijk van doel en ambities van de onderzoekers.

Het In-Lab kan een hogedrukpan zijn, waarin deelnemers elkaar kritisch benaderen om een hogere kwaliteit te realiseren. Vooral wanneer iemand met een andere specialisatie het werk analyseert, kunnen vreemde ogen dwingen.