Even een misverstand wegwerken: de Ruhrtriënnale is geen festival dat een keer in de drie jaar een aantal weken lang een keur aanbiedt van wat theater, opera, dans en andere kunst vermag. Maar wat is het dan wel? Misschien wel de ‘Weltbühne’ voor de voorhoede van theatermakers. Een beknopt overzicht bij de aanvang van de derde triënnale.

Vonken en bonken in het Ruhrgebiet

Er zijn mensen die zeggen dat het een megalomaan initiatief is van Duitse cultuurbobo’s om alle andere Europese theater-, opera- en dansfestivals uit het veld te slaan. Tot nu toe bezochten meer dan 200.000 mensen de ruim 300 voorstellingen en kende de triënnale een bezettingsgraad van zo’n kleine 87 procent. Al die mensen keken onder meer naar voorstellingen als The Children of Herakles van Peter Sellars, Johan Simons’ en Paul Koeks magistrale muziektheater Sentimenti, of naar de overdonderende Faust-Szenen van Robert Schuman in een enscenering van Gerard Mortier.

Met die laatste begint eigenlijk het verhaal van de triënnale, die haar naam dankt aan het feit dat de intendant elke drie jaar wisselt, maar elk jaar weer vonkt en bonkt alsof de cultuur de imponerende slagkracht van de omringende hoogovens en mijnbouw heeft overgenomen.
Gerard Mortier was de eerste. De Belg die eerder de Muntschouwburg in Brussel met spraakmakende operaproducties terug op de kaart had gezet en de Salzburger Festspiele op controversiële wijze van de parelkettingdragende Herbert-von-Karajanchique had ontdaan, mocht van 2002 tot 2005 drie jaar lang het Ruhrgebiet omtoveren van industrie- naar cultuurlandschap. Hij kreeg daarvoor jaarlijks vijftien miljoen euro ter beschikking. Ter vergelijking: het Holland Festival heeft een jaarbudget van zo’n vier miljoen.
De speelplaatsen van de voorstellingen in Bochum, Essen, Mühlheim en Duisburg liegen er niet om. Het zijn de industriële monumenten die eind vorige eeuw werden opgeleverd door de Internationale Bau-Ausstellung Emscher Park, een meerjarenproject om de industriële monumenten van het Ruhrgebiet op te knappen en nieuwe functies te geven. De gigantische Jahrhunderthalle in Bochum, de Zeche Zollverein in Essen en de Gebläsehütte op het terrein van de voormalige Thyssen-Werke in Duisburg zijn de thuisplekken van de Ruhrtriennale.
Mortier slaagde er in zijn gedroomde ‘anti-Salzburg’ te creëren, zijn producties sloegen in als een bom van Kruppstahl. Niet in de laatste plaats tot genoegen van Nederlandse en Vlaamse theatermakers als Ivo van Hove en Johan Simons of choreografen als Anne Teresa De Keersmaeker. Die mogen en kunnen, dankzij Gründerfater Mortier, als regelmatig terugkerende artiesten met hun gezelschappen uitpakken.
Mortier legde de ‘horizon’ aan voor de Ruhrtriënnale en werkte er zijn theorie van de ‘unificatie van alle individuele kunsten’ verder uit. Wie Mortier kent, beseft dat dit veel meer inhoudt dan cross over van theater, muziek, dans, architectuur, beeldende kunst en film. Wie die theorie wil volgen, moet van Mortier ‘ideedrama’s’ leveren.
Zijn opvolger Jürgen Flimm zette Mortiers concept voort. Niet zo gek, want ze komen een beetje uit dezelfde school; hij was ook Mortiers opvolger bij de Salzburger Festspiele. Flimm, wellicht de meest succesvolle theatermaker van het Duitse taalgebied, voegde er echter thematische aspecten aan toe. De drie edities dat hij intendant was, werden een referentie aan de artistieke en menselijke waarden van respectievelijk de Middeleeuwen, Barok en Romantiek.
In 2007 werd Flimms afscheid uitgesteld omdat zijn opvolgster Marie Zimmerman kort na haar benoeming, in april vorig jaar, zelfmoord pleegde. Zimmerman, die in de Duitse theater- en operawereld zowel verafgood werd als beschimpt, gold een beetje als de Huub Bals van de theaterwereld. Gestuurd door passie en intuïtie, zocht ze, net als de oprichter van het Rotterdamse Filmfestival, naar nieuwe dingen en reisde daar zo’n 150 keer per jaar de wereld voor rond.
Dit jaar staat de Ruhrtriënnale met de titel Aus der Fremde dan ook in het teken van Marie Zimmermann. Met dien verstande dat het programma nog steeds uit het hoofd en de pen van Jürgen Flimm komt. Even leek het er op dat het festival in als zijn grootsheid en ambitie met Zimmerman zou zijn gestorven, maar de belangen waren toch te groot. Niet alleen het voor Nederlandse begrippen schier onoverzichtelijke budget, maar ook het feit dat Essen (en het Ruhrgebiet) in 2010 Culturele Hoofdstad van Europa zijn, met de Ruhrtriënnale als buitenproportionele zwengel van de motor, was reden genoeg om niet van ophouden te weten. Megalomaan? “Ach“, zegt een woordvoerster, “het is maar welk belang je aan cultuur geeft.“

De voormalige Gebläsehütte op het terrein van de voormalige Thyssen-Werke in Duisburg is nu een van de theaters waar de Ruhrtriennale zich afspeelt.

Kader:
Dit jaar is NT Gent wederom present bij de Ruhrtriënnale, die duurt van 22 augustus tot en met 5 oktober. Op 23 augustus speelt het Vlaamse gezelschap Vergeten Straat naar een roman Louis Paul Boon, met onder andere de uit Maastricht afkomstige acteur Servé Hermans. Eerder speelde Hermans op de Ruhrtriennale in Het Leven een Droom en Fort Europa. Hermans: “Het geeft mijn tijd bij NT Gent wat extra’s. Ik heb zeker niet te klagen, maar de respons van het Duitse publiek is toch iets anders dan ik gewend ben. Een applaus is ook echt een applaus, zeker als je ziet dat mensen die een stuk in Essen hebben gezien ons achterna reizen. Sta je bijvoorbeeld na afloop in Amsterdam nog lekker te kletsen, komt zo’n fraai gesoigneerde man op je af en begint uitvoerig en vol oprechte belangstelling vragen te stellen over de verschillen in de uitvoering van een stuk of de veranderingen in de dramaturgie. Kom daar maar eens om, hier in Nederland.”