‘Een bos dat wraak neemt omdat het geplunderd wordt. Akelig actueel allemaal.’
De afsluitende regels van een recensie betreffen niet een ecolit-roman, maar De jodenbeuk, de vertaalde novelle van Annette von Droste-Hülshoff uit 1842. Het gaat over de moord op een joodse burger – en dan weet je meteen dat het over veel meer gaat, over maatschappelijke verhoudingen, over normen en waarden en over sociale uitsluiting. Door onze 21ste eeuwse ogen is het ook nog eens een ecologische parabel, vanwege die beuk als stille getuige van al het onheil dat er plaatsvindt.
Tijd om het eindelijk te lezen, dus. Want daar is het indertijd op school, toen het verplichte kost was, niet van gekomen. Het enige wat ik me herinner, is een beduimeld boekje met een slappe kaft met een litho van een beuk. Aan een van de takken bungelt een strop.
Mijn zoektocht naar het omslag op internet levert niks op. Was het misschien een nooit geregistreerde schooluitgave? Of is die cover een door mijn geheugen gefabriekt fantasieproduct?
Op een onbewaakt moment in diezelfde school deelde de leraar Frans Les jeux sont faits van Jean-Paul Sartre uit, ter voorbereiding op een toneelbewerking die we klassikaal gingen bezoeken. Sartre, dat was meer dan een schrijver, dat was een filosoof, een publiek figuur die de tijdgeest belichaamde – een antipode van de huidige tijdgeest. In twee woorden: hoop versus defaitisme.
Zo belandde ik als 15-jarige voor het eerst in het theater. Het pluche, het gedempte licht, de gewijde stiltes: het was een ervaring die geen ruimte liet voor iets anders. Ook niet voor het opgevoerde stuk, ik heb er niets van onthouden.
Bij de Engelse les verliep het niet anders, de daar voorgeschotelde boeken gingen volstrekt aan me voorbij. En in het theater zagen we een stuk waaraan elke herinnering is gewist behalve de titel, A Taste of Honey. En dat had weer een andere, niet-literaire reden. De titels van de 15 boeken die ik drie jaar later zou lezen voor het eindexamen, leende ik bij een klasgenoot.
School was voor mij geen plek om dingen te leren. Omgekeerd vonden ze mij daar een hopeloos geval – wat ik ook was.

En nu lees ik dus, eindelijk, in vertaling, De jodenbeuk. Akelig actueel in een tijd waarin alles verloren lijkt, zelfs de hoop. Maar hoop is geen emotie, las ik laatst, hoop is een attitude. Het zingt al dagen door mijn hoofd, ik probeer me te herinneren wiens woorden het zijn, vergeefs. Ik ga te biecht bij google. Nope.O ja, er was ook nog een leraar Nederlands, toen. Ik bewaar hem hier met opzet voor het laatst, omdat hij het was die me wees op Honderd jaar eenzaamheid van García Márquez. Ik las het vijf jaar later. Daarna viel alles in een plooi.Wat ik maar wil zeggen: je kunt je hopeloos voelen in een hopeloze wereld, en toch doorgaan met wat je de moeite waard vindt. Om op enig moment, ogenschijnlijk uit het niets, de dingen toch nog op hun pootjes terecht te zien komen. De verfilming van Honderd jaar eenzaamheid is nu te zien bij Netflix. Je zou er abonnee om worden.

WIDO SMEETS