Wordt het, in een gepolariseerde samenleving, gemeengoed om weg te kijken van de problemen van deze tijd? Niet in de kunsten, constateert MAX SLANGEN. ‘Het vernietigen van de wereld, nota bene door onszelf, is geen lot dat we moeten verdragen.’

Eén van mijn vroegste herinneringen is hoe mijn vader en ik als vijfjarige met een legervrachtwagen naar het dorp van mijn grootouders worden gebracht – een tijdelijk eiland in een rivier. Als ik twee decennia later, zelf woonachtig langs de Maas, bezig ben met het vervangen van onze oven ontdek ik dat de modder van de overstromingen van 1995 nog achter het keukenblok zit. 

Het water moet destijds zo’n zestig centimeter hoog hebben gestaan. Met de ervaring uit mijn jeugd zou ik dus moeten weten wat de impact van water, in al zijn hoedanigheden, op onze levens kan zijn.

Toch had ook ik blijkbaar behoefte aan een opfrisbeurt. Want we hebben het lang voor lief genomen: water wanneer we willen, en er toch nooit last van hebben. Dat we ons dat kunnen permitteren, is een enorme rijkdom. Maar in vanzelfsprekendheid schuilt ook een gevaar, zo laat de door Studio Makkink & Bey samengestelde expositie WaterSpiegelingen in het Cuypershuis in Roermond zien. De tentoonstelling is onderdeel van hun ontwerp- en onderzoeksproject WaterSchool, waarin kunstenaars en ontwerpers samenkomen om vorm te geven aan een duurzamere samenleving.

Ontwerper Gijs Schalkx met een motorvoertuig dat rijdt op moerasgas. foto Nadine Pijnacker

In eerste instantie richt de tentoonstelling zich vooral op water en ons gebruik daarvan. Zo komen onder andere het water in ons lichaam, het water in en om Roermond en een uitleg van hoe een WaterSchool kan functioneren als katalysator voor haar omgeving voorbij. Op een wand wordt een animatie geprojecteerd die ons confronteert met ons watergebruik beter gezegd: ons watermisbruik.

De ondertitel van de tentoonstelling, Het levende huis als leerlandschap, komt tot leven in een huis als leerlandschap, met werken van kunstenaars en ontwerpers die als gemene deler hebben dat ze ons een blik gunnen op de mogelijkheden tot verandering, op een beweging naar een duurzamere toekomst.

Dat er op dat gebied veel mogelijk is, weten we intussen. Wat we in het Cuypershuis zien, is dat het ook leuk is. Er zit een aanstekelijk en verfrissend plezier in de werken, een plezier in het ontdekken, het maken en het doen. Noem het het primaat van de praktijk: soms moeten er gewoon dingen gebeuren, geprobeerd worden, in plaats van (of misschien beter: naast) het zorgvuldig denken en debatteren. Dat brengt vernieuwing én enthousiasme teweeg. Ontwerpers en kunstenaars die ruimte geven is een belangrijke taak voor cultuurinstellingen.

Filmliefhebbers zullen in het stalen frame midden in de ruimte het modernistische huis uit Jacques Tati’s Mon Oncle herkennen; verspreid door de ruimte zijn bovendien schermen met fragmenten uit de film. Tati bekritiseert en ridiculiseert in zijn film het modernisme, maar laat tegelijkertijd zien wat de invloed van ontwerp is op ons gedrag. Dat brengt voor ontwerpers ook een verantwoordelijkheid met zich mee. Het is mooi dat de kunstenaars en curatoren die verantwoordelijkheid ook nemen en proberen bij te dragen en aan te zetten tot positieve verandering.

Heb je spullen lief! Onderhoud ze in plaats van te vervangen

Mooi zijn ook de schoonmaakspullen van Marijke Annema, één van de werken in de tentoonstelling. Meer dan in de andere installaties, die zich vooral richten op circulariteit en energieverbruik, wordt hier duidelijk hoe schoonheid kan bijdragen aan duurzaamheid. Annema laat zien hoe we ons meer bewust zouden moeten zijn van de alledaagse zaken waarmee we ons omringen. Meer bewustzijn impliceert ook meer waardering en zorg: heb je spullen lief! Ga er goed mee om, onderhoud ze in plaats van te vervangen. Maar het is een gedeelde verantwoordelijkheid: ontwerpers en architecten, maak spullen en gebouwen die het waard zijn om geliefd te worden!

Het is verleidelijk om na het eerste enthousiasme dat de expositie teweegbrengt in een soort cynisme te vervallen. Dat het kan, verandering, is één ding – maar hoe gaan we het op de benodigde schaal doen? Gaan we het überhaupt doen? Hebben wij daar invloed op? Willen we die verandering eigenlijk wel?

De bedenkingen zijn niet ongegrond. Veel duidt op het tegendeel: volkssentimenten en verkiezingsuitslagen, maar ook een breed gedeeld gevoel van onmacht. En inderdaad zijn er krachten en partijen die er baat bij hebben dat de zaken voortgaan zoals ze gaan, met de wereld als collateral damage. Zo kunnen bezoekers in WaterSpiegelingen hun watervoetafdruk berekenen – een afgeleide van de koolstof-afdruk, bedacht dan toch gepopulariseerd door British Petrol om de gevoelsmatige verantwoordelijkheid voor de klimaatverandering bij de burger en niet bij de grote bedrijven te leggen.

Hoe verklaarbaar ook, toch mogen we niet toegeven aan cynisme en de inertie die er het gevolg van is. Kunstenaars, ontwerpers en wetenschappers moeten met ideeën blijven komen, het publiek moet zich blijven engageren. Het vernietigen van de wereld, nota bene door onszelf, is geen lot dat we moeten verdragen maar een zelfopgelegd onrecht dat bestreden moet worden. We kunnen niet anders: waar leven en werken we anders nog voor?

Je kunt WaterSpiegelingen afdoen als wéér een verhaal over duurzaamheid, voor een publiek bovendien dat dat verhaal ondertussen kan dromen. Maar daarmee doe je niet alleen de tentoonstelling tekort, je komt ook gevaarlijk dicht bij de valkuil van het pessimisme. Terwijl uit WaterSpiegelingen, ondanks alle begrijpelijke bedenkingen, juist een aanstekelijk optimisme, vertrouwen en plichtsbesef spreekt. Noem het een vlucht vooruit.

WaterSpiegelingen. T/m 05.01 in het Cuypershuis in Roermond. cuypershuisroermond.nl