Zonder politiek getinte boodschappen en huiverig voor hardnekkige etiketjes zoekt beeldend kunstenaar Morena Bamberger haar weg. PAUL VAN DER STEEN tekent het verhaal op over het jaar van haar doorbraak. ‘Ik ben nog te vaak dat meisje van het woonwagenkamp.’

‘Ik kijk van jongs af aan anders naar de werkelijkheid. Noem het hooggevoeligheid. Ik ervaar en zie dingen. Dat is geen lariekoek. Ik wil ook niet de Tell Sell-engel uithangen, zo iemand die met orakelkaarten zit.’

Het is de vaste overtuiging van Morena Bamberger (Roermond, 1994) dat haar bijzondere gaven mede ten grondslag liggen aan haar kunstenaarschap.  ‘Als ik iets kan weten wat alleen jij weet en je hebt er nog niks over verteld, dan moet er toch iets geks aan de hand zijn. Bij één persoon denk je: kan toeval zijn. Bij twee personen: puh, goed gegokt. Maar als dat twintig keer gebeurt, denk je: er moet meer aan de hand zijn. Dat is tappen in een bepaald collectief bewustzijnsveld, een soort oerkracht, waardoor je bepaalde dingen voelt in mensen en hun omgeving.’ 

Morena Bamberger: ‘Er moet tijd over blijven voor autonome processen, voor het ontwikkelen van nieuw ideeën.’ foto John van Hamond

‘Het hart en de ziel zijn in mijn werk het belangrijkst. De verbinding met het innerlijke, het onderbewustzijn, zit in ons allen. Alleen is het niet bij iedereen even goed ontwikkeld. Als mens gebruiken we maar vijftien procent van onze hersenen actief. De rest is onderbewustzijn. Mijn ideeën borrelen op vanuit dat onderbewustzijn. Op een gegeven moment gaat het stromen en dan moet ik maken. Dat voelt als een gratie van het goddelijke en werkt aan de ene kant heel stimulerend. Maar aan de andere kant vergt trouw blijven aan dat innerlijke gevoel moed en geduld. Het maakte me anders als kind, het maakt me anders als kunstenaar.’ 

‘Het vasthouden aan dat gevoel komt terug in de titel van mijn expositie I Still believe,die eind 2023/begin 2024 te zien was in Odapark Venray. Daar waren recente installaties van mijn hand te zien: van twaalf rijkversierde en heel verschillende maskers tot een huiselijke omgeving (inclusief keukenblok) met allerlei vervreemdende elementen.  Voor de tentoonstelling Re-enchanting the World van de Poolse Roma-kunstenares Malgorzata Mirga-Tas, nu nog steeds te zien in het Bonnefanten, heb ik een als een kapel vormgegeven kar met een eenhoorn ervoor mogen maken. Alles bekleed met veel stof, materiaal waar ik eerder nauwelijks mee werkte. Vanaf mei heb ik in het Stedelijk Museum in Schiedam een solotentoonstelling, mijn eerste buiten de provinciegrenzen. Fijn. In Limburg voelt alles langzamerhand misschien iets te veilig en vertrouwd. Nu mag ik iets delen met de rest van Nederland.’

‘Dat gaat ook gebeuren in een NTR-documentaire voor Het uur van de wolf, een kunstenaarsportret dat filmmaker Carin Goeijers aan het maken is. De eerste gesprekken en opnames zijn al achter de rug. Het is nog zoeken naar filmische vormen voor mijn spirituele kant. Hoe verbeeld je mijn visioenen? Daarnaast wil ik ruimte hebben om mezelf autonoom te ontwikkelen, nieuwe dingen te proberen. Veel beelden maken bijvoorbeeld. Het voorkomt ook dat ik een soort kunstproducerende machine word.’

‘De belangstelling vanuit Schiedam en de NTR vormen een mooie waardering. Dat geeft vertrouwen. Dat heb je nodig; het diplomaatje van kunstenaar halen en echt een kunstenaar zijn, zijn twee verschillende dingen. Iedereen waarschuwde me: ga niet naar de kunstacademie en al helemaal geen fine arts, daar valt geen droog brood mee te verdienen. Na de academie wacht echt een soort gat; als je dan niet krachtig genoeg bent, ga je ander werk maken. Werk dat niet meer bij je hart ligt, werk dat decoratief is of werk dat alleen maar verkoopt. De meesten trekken er na drie, vier jaar de stekker uit. Ze zeggen: ik kap ermee, neem een baantje bij Vodafone of als afwasser in een restaurant, en knutsel daarnaast nog wat in mijn atelier.’ 

‘Het eerste jaar na de academie heb ik bij Designer Outlet in Roermond gewerkt. Om er een creatieve draai aan te geven, bemoeide ik me daar ook met de etalages. Maar het was niets voor mij, er bleef nauwelijks tijd over voor mijn kunst. Daar heb ik toen bewust ruimte voor gemaakt, ten koste van financiële offers. Ik wilde zoeken naar mijn kern, trouw blijven aan mezelf.’ 

‘Ga maar eens uitleggen dat je aliens met gasmakers maakt en allerlei roze werelden’

‘Een kunstenaar, zeker een beginnende, kan als een lammetje tussen de wolven zijn. Als jij niet je eigen positie inneemt, wordt die positie voor jou bepaald. Dan zegt de galerie: “Maak maar twintig beelden.’ Ook als je drie andere exposities hebt. Dan zeggen ze: “Het staat zwart-op-wit in het contract.” Dat wil ik niet. Er moet tijd over blijven voor autonome processen, voor het ontwikkelen van nieuw ideeën.’

‘Ondertussen blijft het uitkijken om niet te worden teruggebracht tot één etiketje. Ik ben te vaak toch dat meisje van het woonwagenkamp in Herkenbosch, een Sinti die tegen de zin van haar familie kunstenaar wilde worden en naar de academie ging. Velen willen dat telkens weer op je werk projecteren. Men legt ook allerlei verbanden die er niet zijn. Dit zul je wel zo gemaakt hebben, omdat…’

‘Natuurlijk, ik heb ooit die film gemaakt waarbij ik terugga naar het kamp, me met mijn familie verzoen en samen met hun kunst maak. Die film is nu te zien samen met de eenhoorn-met-kar in het Bonnefanten – toch zijn het mijn enige werken die gaan over mijn Sinti-achtergrond. Die wil ik niet wegstoppen, maar de strijd met mijn familie is gestreden. Ik ben niet meer het meisje van toen. Mijn werk gaat in de kern over iets heel anders, iets veel diepers.’

‘Zonder mogelijkheid om het te kunnen koppelen aan identiteit en de identiteitsdiscussie kunnen sommigen mijn werk ook maar moeilijk plaatsen. Als kunstenaar kun je beter iets erg abstracts maken, of iets dat reflecteert op iets politieks of academisch. Kunst vanuit het hart in plaats vanuit het hoofd, met puur jezelf als inspiratiebron, heeft het moeilijker. Ga maar eens uitleggen dat je aliens met gasmakers en allerlei roze werelden maakt. Dan wordt stiekem toch gedacht: “Waar is die mee bezig? Ze is dertig. Word volwassen!”’ 

‘Verhuizen naar het platteland, in mijn geval bij het Noord-Limburgse Well, heeft geholpen om mijn eigen koers te blijven varen. Beeldhouwer Arthur Sproncken waarschuwde ooit in een documentaire: “Ga nooit in een stad wonen. De voordeur is er te eng, het atelier te klein. De mensen vinden je raar. Je bent een castraat voordat je begint.” Dat vond ik zó geweldig! Hij zei: ga ergens achteraf wonen, vind een oud boerderijtje, knap dat op, dan krijg je later alles cadeau. Dat lijkt te kloppen.’ 

‘Je kadert jezelf al in op het moment dat je in een klein appartement gaat wonen. Dan ga je alles half doen. Hoe meer ruis, hoe vervuilder je energieveld is. Dan ga je andere dingen maken. Hier in Well, dicht bij de natuur, is de frequentie heel puur. Hier heerst de rust. Dat werkt door in hoofd en hart.’ 

‘Spiritualiteit is een vies woord geworden. Mensen linken dat vaak aan in hun ogen gekke hippies, aan mensen die heilzame edelstenen dragen of aan zwevers die je hun overtuigingen komen opdringen. Ik zie het meer als iets oerouds, iets mystieks. Het onbegrijpelijke moet onbegrijpelijk blijven. Er moet iets te dromen blijven, we zijn nog lang niet klaar voor de waarheid.’

 ‘Uit reacties merk ik dat mijn werk veel mensen raakt, door de geborgenheid die het biedt, de zachtheid of weer iets heel anders. Maar ze verschillen sterk. Sommige mensen worden er hartstikke boos van. Ze kunnen er niets mee, of denken: “Dit is voor kinderen.” En dat is ook oké. Dan heb ik ze wel geraakt, met een naaldje in een wondje geprikt. Ik hoop in elk geval zaadjes te planten. Voor later. Op de een of andere manier nestelt mijn werk zich in het onderbewustzijn. En dat doet iets met mensen.’