Tot zijn 34ste was Fons Welters akkerbouwer in het Limburgse Geleen. Na een zware persoonlijke crisis vertrok hij naar Amsterdam waar hij uitgroeide tot een vooraanstaande galeriehouder die het experiment niet schuwde. Deze maand stopt hij ermee, na 40 jaar, en gaat de galerie definitief dicht.
‘Ik liep naar de beek en zag hoe het fluitenkruid zich een weg had gebaand door de harde grond. Als proppen verschenen de planten boven het maaiveld en opeens werd...
ik overvallen door een enorme woede. Ik realiseerde mij dat ik dóór moest, terwijl ik het leven voor mijn gevoel al had afgesloten. Als een razende wilde ik álles wat naar boven kwam weer de grond in trappen.’
Tijdens een van de gesprekken die we voerden over zijn opmerkelijke levenspad vertelde Fons Welters over zijn woede-uitbarsting in 1977. Hij was 34 jaar en had een akkerbouwbedrijf in Zuid-Limburg. Nauwelijks een half jaar later werd hij opgenomen in een kliniek voor psychotherapie. In 1985 opende hij in Amsterdam een galerie voor beeldhouwkunst, en zou hij snel uitgroeien tot een van de belangrijkste Nederlandse galeriehouders, bekend om zijn geweldige intuïtie voor veelbelovende kunst. Waarom kon hij veertig jaar lang blind vertrouwen op zijn intuïtie? We zoeken samen naar mogelijke antwoorden op die vraag.
Laten we bij het begin beginnen. Waar groeide je op?
Ik werd in 1943 geboren in Munstergeleen in Zuid-Limburg, waar mijn familie een bedrijf had dat bestond uit landerijen waarop we vooral granen en suikerbieten verbouwden, een houtzagerij en een meelmolen. Mijn vader was als enige van zes kinderen getrouwd en mocht daarom met zijn gezin wonen in het ouderlijk huis, de boerderij. Zijn broers en zussen woonden in een herenhuis een eindje verderop. Het werk werd verdeeld onder de broers, mijn vader was verantwoordelijk voor de houtzagerij en zijn broers zorgden voor de overige onderdelen. In ons gezin was ik de middelste van vijf kinderen, vier jongens en een meisje, en omdat ik de sterkste was van de jongens hielp ik mijn vader al vanaf mijn dertiende met de houtzagerij. Toen mijn vader en zijn broers oud waren, en ophielden met werken, nam ik alles over en werd ik dus ook akkerbouwer.
De broers en zussen van je vader woonden op hetzelfde erf. Hoe ging dat?
‘Ons leven werd beheerst door die familie. Boven ons hoofd hing, als een zwaard van Damocles, de dreiging dat ze alles zouden weggeven aan de Kerk – en dat is voor een groot deel ook gebeurd. Van mijn vader mochten wij nooit uit de pas lopen, want dan zwaaide er wat. Ik heb overigens goede herinneringen aan de oudste broer van mijn vader, nonk Sjang die vond ik geweldig. Een held. Hij onderscheidde zich van de rest. De mensen in het dorp namen hem in de maling, hij werd gezien als een soort dorpsgek. Terwijl hij juist zo bijzonder was, zo eigen. Hij las boeken, wat vrijwel niemand deed in die kringen, en hij praatte over politiek.’
Op zekere dag kreeg jij de leiding over het hele bedrijf. Wat vond je van het boerenbestaan?
‘Vooral het ploegen vond ik geweldig. Je trekt kaarsrechte voren in de aarde die gestroomlijnd naast elkaar lopen. Als ik tegenwoordig met de auto langs een akker rijd en ik zie een boer ploegen, stop ik om ernaar te kijken. Die fascinatie heb ik altijd gehouden. Toen ik zelf nog ploegde deed ik er alles aan om perfecte voren te trekken. Ik heb er zelfs een peperdure ploeg uit Noorwegen voor gekocht’.
Je vertelde over het ontspruitende fluitenkruid en je woede. Wat gebeurde er?
‘Het eerste wat je in de lente ziet is fluitenkruid. Ik vond het prachtig dat je als boer moest meebewegen met de seizoenen, de lente was de periode waarin alles opnieuw begon. De mooiste tijd van het jaar! Maar in het laatste jaar in Munstergeleen was ik erg depressief. Het omhoogschietende fluitenkruid symboliseerde op dat moment te veel het altijd weer terugkerende leven.’
Kon je met iemand praten over je depressie?
‘Nee, ik was heel gesloten. Ik neigde altijd naar depressiviteit, ook als jonge jongen. Maar in die tijd werd dat nog niet zo benoemd. Er werd überhaupt nooit gesproken over gevoelens. Vanaf mijn 25ste werd het erger, de huisarts verwees me naar een Hongaarse psychiater in Maastricht. Hij wist niet goed raad met me, en wees me op de culturele bijlages van kranten en tijdschriften, hij dacht dat ik dat wel interessant zou vinden. Daar las ik over Gerrit Achterberg, dat kwam meteen binnen. Kort daarna kende ik al zijn gedichten uit mijn hoofd.’
‘Mensen hebben graag dezelfde ervaringen als anderen. Dat wil ik juist niet’
En toen volgden andere boeken…
‘Feitelijk heeft mijn zus Philo mij in contact gebracht met literatuur. Zij is altijd de belangrijkste persoon in mijn leven geweest, ik zag weinig mensen maar ging wel elke zes weken op bezoek bij haar in Nijmegen. Zij was kunstenaar, nam mij mee naar films en tentoonstellingen, en stelde me voor aan bevriende kunstenaars. Op een dag gaf ze me De val van Camus, een boek over een man die worstelt met schuldgevoelens. En later maakte ze me attent op een nog heftiger boek, Schuld en boete van Dostojevski. Ik heb zijn hele oeuvre in één adem uitgelezen. Daarna volgden Poesjkin, Gogol, Thomas Bernard, Jeroen Brouwers, Tove Ditlevsen, en talloze anderen. Literatuur is de leerschool geworden die ik nooit had gehad.’
Haalde de literatuur je uit je depressie?
‘De boeken verergerden mijn depressie juist door de herkenning die ze opriepen. In die tijd kon ik dat nog niet aan, maar ik wist wel dat ik het niet wilde missen. Als ik nu een geweldig auteur als Tove Ditlevsen lees, geniet ik van de puurheid en eigenheid, maar ik raak niet meer overstuur als ik iets herken. Ik heb weleens gehoord dat je van Dostojevski volledig kunt doordraaien. Nou, dat gebeurde ook met mij. De gedichten van Achterberg hadden dezelfde uitwerking. De woede erin sprak me aan. Voor iedere gebeurtenis in mijn leven kon ik referenties vinden in zijn teksten.’
Wanneer ging het echt mis?
‘Nadat ik zo’n tien jaar in therapie was geweest en de broers en zussen van mijn vader dood waren. Alles raakte in een stroomversnelling. Een paar maanden na die woedeaanval in 1977 stond ik in de opkamer van de boerderij, keek naar mezelf in de spiegel en werd overvallen door een immens schuldgevoel. Over alles. Verschrikkelijk. Onderweg met de trein naar Philo kreeg ik een psychose. In Nijmegen heeft Philo me naar het Radboudziekenhuis gebracht, daarna zijn we naar het zuiden gereisd om te overleggen met mijn psychiater. Tijdens die reis gebeurde er iets van grote symbolische waarde. Onderweg naar het ouderlijk huis zagen we midden op de weg een omgevallen boom. Terwijl er geen storm was geweest, en ook geen onweer – níets verklaarde waarom hij daar lag. Op een klein stukje na bleek die boom totaal verrot. Ik zag mezelf in die boom. De psychiater verwees me door naar het Instituut Medische Psychotherapie in Amsterdam. In november 1977 werd ik opgenomen in kliniek De Viersprong in Halsteren.


Fons Welters: ‘Het niet snappen intrigeerde mij juist.’ foto Roger Cremers
Met de opkomst van de antipsychiatrie in de jaren 70 kregen patiënten een grotere rol in hun eigen behandelingsproces. Met De Viersprong, waar dat nieuwe denken werd omarmd, had je mazzel.
‘Als ik vóór die tijd had geleefd, hadden ze me opgesloten in een gesloten inrichting. Of me als dorpsgek laten doormodderen. Later las ik Wie is van Hout van Jan Foudraine, die afrekende met de traditionele psychiatrie en de kloof tussen ‘gek’ en ‘gezond’. Een geweldig boek!’
In Limburg leefde je nogal solitair, nu zat je in een kliniek vol mensen met psychische problemen. Hoe was dat?
‘Ik heb de krankzinnigheid in de ogen gekeken. Ogenschijnlijk bleef ik normaal functioneren, maar er woedde iets in mij dat elk moment kon uitbarsten. Ik kon het niet uiten, al kreeg ik af en toe onbeheersbare huilbuien, waarna ik weer even kalmeerde. Dat gebeurde ook toen mijn vader stierf, in 1978. In het mortuarium stond ik wezenloos naar het lichaam van mijn vader te kijken – tot de begrafenisondernemer mijn hand op mijn vaders voorhoofd legde. Alle sluizen gingen open. Alle emoties van mijn hele leven kwamen eruit. Veel later heb ik dit verhaal verteld aan Connie Palmen. In haar roman De Wetten staat een passage die hiernaar verwijst.‘


Thomas Houseago, Something to be
Sloeg de therapie in Halsteren aan?
‘Na driekwart jaar gebeurde iets wat de start zou worden van mijn herstel. Ik kreeg de sterke fantasie dat ik mijn moeder zou doodschieten. Toen ik jonger was, had ik al weleens stiekem mijn geweer door een kier van de deur op haar gericht, nu overviel die fantasie me opnieuw. Mijn therapeut zei: “Waarom doe je het dan niet?” Dat is zo’n belangrijke uitspraak geweest! Hij organiseerde psychodrama-sessies om die moord op mijn moeder na te bootsen, en dat was helend. Door de gespeelde beleving hoefde ik het niet meer echt te doen. Daarna volgden nog verschillende sessies regressietherapie om jeugdtrauma’s te herbeleven. Door de therapie voelde ik dat ik groter werd, dat ik groeide, ouder en volwassen werd. Dat mijn pubertijd eindelijk voorbij was.’
Na zijn tijd in De Viersprong verhuisde Welters via Breda, waar hij zijn geld verdiende met klussen, naar Amsterdam. Daar huurde hij in 1984 een kleine woning in de Palmdwarsstraat in de Jordaan. Tijdens een wandeling vatte hij het idee op een galerie te beginnen die zich volledig zou richten op beeldhouwkunst, om zich te onderscheiden van andere galeries. In 1985 opende hij de Galerie voor Ruimtelijk Werk waar hij behalve sculpturen ook installaties ging presenteren. Zoals 12 stenen, 12 kratten (1987) van Joep van Lieshout.
‘Ik wil dat kunst mij een blik op de werkelijkheid biedt die ik zelf niet ken’
Je was niet bang voor het experiment noch voor conceptuele kunst.
‘Ik vond het fantastisch dat Joep telkens met iets nieuws kwam. In die tijd wist ik niet eens wat conceptuele kunst inhield, en snapte ik weinig van die installatie. Dat niet-snappen intrigeerde mij juist.’
Vanwege de omvang van de sculpturen en installaties die hij wilde tonen, kocht Welters in 1988 een grote garage in de Bloemstraat. Onder de nieuwe naam Galerie Fons Welters beperkte hij zich niet langer tot driedimensionaal werk. Hij werd met scepsis bekeken; een boer uit Limburg die een galerie was begonnen, dat kon onmogelijk iets worden. Maar elke volgende tentoonstelling bleek interessanter en trefzekerder dan de vorige. Er kwam publiek op af, er kwam aandacht in de media. Langzamerhand wilde vrijwel iedere Nederlandse beeldhouwer bij Fons Welters staan.
‘Ik heb me niets aangetrokken van de scepsis en ben stug doorgegaan. Niet iedere boer wordt galeriehouder. Ik heb geen academische achtergrond, moest het volledig uit mezelf halen en ben daarom ongelooflijk veel gaan zien om mezelf te scholen. Een van de eisen die ik mezelf stelde was dat het voor mij verrassend moest zijn. De meeste galeriehouders zoeken iets dat ze al kennen, om het te kunnen positioneren. Ik zoek naar dingen die ik nog nooit gezien heb. Als ik iets herken als goed of mooi, word ik juist wantrouwig. Mensen hebben graag dezelfde ervaringen als anderen. Dat wil ik juist niet. Goede kunst tilt het leven naar een ander niveau, laat je op een andere manier nadenken over het leven. Ik wil dat kunst mij een blik op de werkelijkheid biedt die ik zelf nog niet ken. Om die reden ben ik vroeg begonnen met talentvolle kunstenaars die net waren afgestudeerd.’


Job Koelewijn, A Balancing Act, 1998. foto courtesy the artist and Galerie Fons Welters
Accepteerde je het risico dat je het bij het verkeerde eind kon hebben?
‘Ik was juist op zoek naar dat risico. Wanneer ik een werk zag dat mij hevig raakte, wat meestal in een fractie van een seconde gebeurde, keerde ik me daar vaak in eerste instantie van af, alsof ik het nog niet kon toelaten. Maar als het me bijbleef en ik er ’s avonds nog steeds over liep na te denken, wist ik dat ik terug moest om er nog eens heel goed naar te kijken. Dat noem ik mijn intuïtie en dat is altijd het begin geweest. Het was mijn enige houvast. Het klinkt misschien raar, maar in eerste instantie komt iets goeds soms te sterk binnen. Wat dat precies is? Ik ben er nog steeds niet achter.’
Heeft die behoefte aan kunst die méér met je doet dan wat je al kent en ziet met je persoonlijke geschiedenis te maken?
‘De galerie was voor mij een existentiële noodzaak. Ik viel altijd op werk dat ik niet begreep en nam het dan op in de galerie om er vat op te krijgen. Ik omringde me met uitermate slimme assistenten en liet hen, of gastschrijvers, teksten schrijven waardoor ik er zelf ook weer meer van snapte.’
Je gebruikt vaak het woord schoonheid wanneer je spreekt over specifieke kunstwerken en hoe jij die hebt ervaren. Wat is schoonheid voor jou?
‘Wat meteen binnenkomt. Het gaat niet om schoonheid op zichzelf, er moet méér zijn. Wanneer ik naar het Rijksmuseum ga, vind ik veel algemeen geaccepteerde schoonheid in dingen die lang geleden zijn gemaakt. Ik kan daar de schoonheid van zien en waarderen, maar ze komt niet meer echt binnen. Er valt niets meer te ontdekken. Bij nieuwe kunst wil ik voelen dat er een voorgeschiedenis is, een onderzoek, een worsteling of een urgentie, en dat het oprecht en authentiek is. Een goed voorbeeld is nog steeds A Balancing Act van Job Koelewijn. Je ziet een foto van een performance die Job uitvoerde tussen de wolkenkrabbers van New York. Die industriële perfecte torens spiegelen én contrasteren met de hoge stapeling losse glazen en dienbladen die Job in zijn handen houdt. Dat beeld straalt zóveel verholen kracht en schoonheid uit! Ik ben ervan overtuigd dat die kracht te maken heeft met Jobs persoonlijke geschiedenis. In 1983 had hij een zwaar auto-ongeluk dat hem confronteerde met de vergankelijkheid van het leven. In 2001 maakte hij die foto. De goede kijker ziet zowel de kwetsbaarheid van de wankele toren die ieder moment kan omvallen, als de kwetsbaarheid van de man die onstabiel op zijn benen staat en probeert een goede balans te vinden.’
Dit is een verkorte weergave van het interview dat Louise Schouwenberg had met Fons Welters. De volledige tekst is te lezen in het onlangs bij nai010 uitgevers verschenen boek Galerie Fons Welters. nai010.com
1985-2025. T/m 25 juli in galerie Fons Welters in Amsterdam. Met werk van o.a. Tom Claassen, Job Koelewijn, Femmy Otten, Berend Strik, Jennifer Tee en Evelyn Taocheng Wang. fonswelters.nl
Dit artikel is alleen toegankelijk voor Zout-abonnees.
Log in als u al abonnee bent of klik hier als u het wil worden. U krijgt er geen spijt van!
Abonneer nu