Het onvervalste maffiadrama Il traditore past perfect in het oeuvre van Marco Bellocchio, stelt HUGO EMMERZAEL. De 80-jarige Italiaanse regisseur maakt sinds de jaren zestig onstuimige films over Italiaanse instituten als familie, religie, politiek en criminaliteit. Maar een Oscar zit er niet meer in.
Marco Bellocchio kan het zich nog als de dag van gisteren herinneren: hoe maffiabaas Tommaso Buscetta in 1984 met geboeide handen het vliegtuig uitstapte en opnieuw Italiaans grondgebied betrad. “Wij wisten alleen dat hij tot een bepaalde branche van de maffia behoorde en dat hij aardig wat mensen had omgelegd”, vertelde Bellocchio afgelopen mei tijdens het filmfestival van Cannes waar zijn Buscetta-biografiefilm Il traditore in competitie ging. “Opeens was hij daar en verliet hij het vliegtuig, en dat haalde alle krantenkoppen. Maar we wisten nog amper iets van hem.”
Dat zou snel veranderen. Buscetta bleek een sleutelrol te spelen in de Siciliaanse maffia, de Cosa Nostra (‘onze zaak’), voor filmbezoekers onsterfelijk gemaakt door romantische misdaadfilms van veelal Amerikaanse makelij – denk aan de Godfather-trilogie van Francis Ford Coppola, met de nostalgische deuntje van Nino Rota . Bij Bellocchio hebben we het echter niet over de Amerikaanse importmaffia die Coppola en vakgenoten als Martin Scorsese in hun films stopten. In Il traditore gaat het over onvervalste Italiaanse maffia met dik Siciliaans accent – ook in Italië draait de film met ondertiteling.
Tommaso Buscetta, een rol van Pierfrancesco Favino op zijn best, was een van de soldaten (soldati) voor maffiabazen (capi) uit de Cosa Nostra. In het begin van Il traditore beweegt hij zich tussen maffia-topmannen die in een weelderig landhuis de opkomende internationale heroïnemarkt onder elkaar verdelen. Al in deze openingsscène van dit tweeëneenhalf uur durende epos begint het te schuren, meer geld betekent dikwijls meer problemen. Sicilië blijkt te klein voor al die drugsbazen; Buscetta verkast naar Brazilië om zijn eigen handel op te zetten. Als afscheidscadeau van zijn verbitterde ex-opdrachtgevers wordt een deel van zijn achtergebleven familie vermoord.
Niet lang daarna wordt Buscetta in Brazilië gearresteerd door een internationaal politieteam. In een van de vele huiveringwekkende scènes van Il traditore kijkt hij vanuit een helikoper toe hoe agenten dreigen zijn vrouw uit een tweede helikopter te gooien. Hij moet haast wel terugkeren naar Italië om zijn oude maffiabroeders te verklikken aan antimaffiarechter Giovanni Falcone – in de film sierlijk vertolkt door Fausto Russo Alesi.
Zo wordt geschiedenis geschreven. De bekentenissen van Buscetta vormen de basis van de daaropvolgende ‘maxiprocessen’, aanklachten tegen liefst 475 maffiosi, van wie er 338 schuldig worden verklaard. Hun gezamenlijke gevangenisstraf loopt op tot 2.665 jaar. In dat proces verandert Buscetta’s reputatie van gevreesde crimineel naar ‘pentito’, een maffioso die spijt toont en wil samenwerken met de politie. Als ‘il traditore’, de verrader, groeit Tommaso Buscetta uit tot een mediasensatie: de bijna mythische man die de Italiaanse onderwereld erbij lapte.
Als regisseur is Bellocchio vooral geïnteresseerd in de man achter de mythe. Met veel verfijning weet hij het bewogen leven van Buscetta te dramatiseren. “De vraag is of ze eerder u of mij zullen vermoorden”, zegt hij tegen onderzoeksrechter Falcone die begint als sympathisant en uitgroeit tot vriend. Vanaf de achterbank van Falcones auto zien we hoe een flink stuk Siciliaans autostrada wordt opgeblazen waardoor de rechter op 53-jarige leeftijd de dood vindt.
De maffia is niet alleen explosieve materie voor Bellocchio, de misdaadcultuur past perfect in het oeuvre van de inmiddels tachtigjarige regisseur die sinds de jaren zestig onstuimige films maakte over typisch Italiaanse instituten als familie, religie, media, politiek en criminaliteit. Zijn fascinatie zit vooral in de gespannen verhoudingen tussen deze machtsbolwerken en onder de druk bezwijkende individuen.
Dat blijkt al uit zijn speelfilmdebuut I pugni in tasca (Vuisten in de zak, 1965), een gitzwarte en driftige satire over een disfunctionele familie uit de petit bourgeoisie. Hoofdpersonage is de opstandige tienerzoon Alessandro (Lou Castel) die het ellendige bestaan van zijn gezin op gewelddadige wijze ongedaan wil maken. Het claustrofobische verhaal kwam voort uit hele specifieke frustraties van een vijfentwintigjarige Bellocchio. Frustraties over zijn eigen, kleinburgerlijke familie (in wiens huis hij de film opnam), het morele defect van patriarchaal Italië (dat in 1968 ten dele omvergeworpen zou worden door de opkomende linkse studentenbewegingen) en zijn persoonlijke tekortkomingen en driften (die hij in opvolgende films zou bevragen, onderzoeken en bekritiseren).

Marco Bellocchio op de set van Il traditore. foto Clia Pasqualino/Cinéart
Bellocchio maakt films over mensen die zich gegijzeld voelen door hun omgeving. Hij portretteert stuurloze rebellen in Nel nome del padre (1971), politieke dissidenten in Pianeta Venere (1972), seksueel geobsedeerden in Diavolo in corpo (1986) en terroristen in Buongiorno, notte (2003), over de gijzeling van en moord op politicus Aldo Moro. Met hun geschiedenissen schetst hij de kaders voor een persoonlijk en psychologisch verhaal. Steeds draait het om het ontsnappen aan het juk van de onderdrukking, waarvoor bijna altijd een complex rollenspel moet worden gespeeld. Een ontsnapping aan jezelf, zo zou je het ook kunnen noemen. Lou Castel doet het als Alessandro in I pugni in tasca door op geniepige en schijnheilige wijze de moorden op zijn gezinsleden te beramen, waarna hij in een onvergetelijke scène ook zijn eigen dood inluidt.
In Il traditore vindt Tommaso Buscetta pas vrijheid door een nieuwe rol , die van verklikker, aan te nemen. Dankzij de Amerikaanse getuigenbescherming werd hem en zijn familie een nieuw leven in Florida gegund. Een onderbelicht aspect van de film is de vraag welke prijs Buscetta moest betalen om dit nieuwe leven te krijgen. Heeft hij net als Alessandro op succesvolle wijze het kwaad in hem kunnen vermoorden, of draagt hij dat tot zijn dood met zich mee?
“Eén ding dat de meeste van mijn personages gemeen hebben, is dat ze verandering tegenhouden, terwijl ze het voor hun ontwikkeling eigenlijk nodig hebben om een stap voorwaarts te zetten”, vertelde Bellocchio me in 2016 op het filmfestival van Cannes waar hij present was met zijn weemoedige melodrama Fai bei sogni (Droom zacht). “Ik denk dat hierin de betekenis van het leven schuilt.”
Dat geldt ook voor zijn oeuvre, dat inclusief korte films en televisiewerk inmiddels vijftig titels telt. In recente interviews liet Bellocchio weten dat hij Il traditore niet maakte vanwege persoonlijke verbintenissen met het materiaal. Volgens hem staat zijn nieuwste film juist mijlenver van hem vandaan. Wat hij wel ziet is een overlap tussen de film en de rest van zijn werk. De reden dat hij voor dit verhaal koos, heeft alles te maken met het feit dat de maxiprocessen lijken op een vorm van theater, met Buscetta als stralende sterspeler.
In de films van Bellocchio moeten mensen een nieuwe rol aannemen om verder te kunnen komen in het leven. “Dit is het moment om stil te zijn, om een acteur te worden”, geeft een psycholoog als advies mee aan Ida Dalser in Vincere (Winnen, 2009). Dalser was de eerste vrouw van Benito Mussolini. In deze ongebruikelijke biopic laat Bellocchio zien hoe de toekomstige Duce het liefdesspel verruilt voor het wereldtoneel. Hij zet Dalser en haar bastaardzoon in gevangenschap, zodat haar vurige passie zijn politieke ambities niet in de weg kan zitten. Maar Dalser weigert te doen wat Buscetta wel deed: ze weigert haar identiteit af te stoten. Uit liefde voor Mussolini laat ze zich uit de geschiedenis schrijven.
Buscetta zou dat niet kunnen, daarvoor is hij te ijdel. Voor hem valt ook winst te behalen in verraad. Je voelt de fascinatie van Bellocchio voor die keuze. “De maffia is niet onsterfelijk”, zegt onderzoeksrechter Falcone vroeg in de film tegen Buscetta om hem moed in te spreken voor de zware processen die zullen volgen. “Het had een begin en het zal een einde kennen.”
Alleen een Bellocchiaans personage als Buscetta kan dat einde inluiden. Voor echte verandering is iemand nodig die met liefde en overtuiging de glazen van zijn eigen huis wil ingooien.