Hij was mid-career toen hij boekhandelaar werd, als literair schrijver is Henk Groenewegen een laatbloeier. ‘Je moet een bepaalde zelfoverschatting hebben om te publiceren. Tegelijkertijd is het ook een oefening in nederigheid.’ Op de zeevaartschool liet iemand hem In de bovenkooi lezen van JMA Biesheuvel en hij was verkocht. ‘Dit is pas schrijven’, wist hij. De nieuwsgierigheid naar alles wat letters heeft, is in de bijna vijtig jaar die volgden niet minder geworden. Integendeel. Met zijn pensionering in zicht debuteert...
Henk Groenewegen (Geleen, 1958) met Gezien, een novelle die zich afspeelt in het Frankrijk van eind 18de eeuw. Het late debuut is al even opmerkelijk als zijn maatschappelijke carrière – die hij er nu bijna op heeft zitten. Een toekomst op het water (ook zijn vader zat op de grote vaart) ging de mist in toen zeesleper Smit Internationale hem geen stageplaats wilde bieden. Hij stopte per meteen met zijn opleiding. Hij ging rechten studeren, het bleek ‘te saai voor woorden’, waarna een periode volgde van twaalf baantjes en dertien spijtbetuigingen en een zwerftocht over land naar Australië. Terug in Nederland werkte hij bij Interpharm en Brinkman Schoolboeken, bij de laatste als directeur. Toen het bedrijf failliet ging, keerde hij terug naar Limburg, deed vrijwilligerswerk en kwam, het is intussen 2006, terecht bij Boekhandel de Tribune in Maastricht waar hij nog steeds werkt. ‘Onze samenleving en de wereld om ons heen zijn helemaal niet zo gaaf. Er is veel werk aan de winkel’ Nu is er zijn literaire debuut Gezien, een historische novelle die begint bij het uithuwelijken van Marie Antoinette van Oostenrijk aan de latere koning Lodewijk XVI en waarin een parade van zonderlinge figuren voorbijtrekt: een vrouw met uitgestoken ogen, een louche pastoor, een huurmoordenaar, een dierenfluisteraar en een veearts die met dubbele pen schrijft omdat hij naar het gezwets van zijn klanten moet luisteren. Verzachtende omstandigheid voor al die excentriciteit: het verhaal speelt zich af tijdens de Franse Revolutie, aan het einde van de 18de eeuw. Marie Antoinette wordt uitgekleed door hofdame Isabelle, de enige die Lodewijks aanstaande naakt heeft gezien. Dat moet ze jaren later bekopen met blindheid als een sadistische gardeofficier haar de ogen uitsteekt. Er stroomt veel bloed in het boek; geen leesvoer voor mensen met een zwakke maag. Henk Groenwegen: ‘De 18de eeuw was ruw en ruig, een mensenleven was niks waard. Maar kijk om je heen, wij leven nu ook in bijzonder gewelddadige tijden. Gelukkig woedt de strijd niet naast ons bed, maar is ook niet ver van ons vandaan. Antonio Scurati schrijft over hoe populisme en fascisme opnieuw de kop opsteken. We hebben gemeend dat we, om met Mark Rutte te spreken, in een gaaf land woonden. Maar onze samenleving en de wereld om ons heen zijn helemaal niet zo gaaf. Er is veel werk aan de winkel.’ >> Henk Groenewegen. foto Van Oorschot Waarom een verhaal dat zich afspeelt tijdens de Franse Revolutie? ‘Het begon letterlijk met de eerste zin: Ze hebben mijn ogen uitgestoken. Vervolgens ging ik mij afvragen: wie, wat, waar, waarom? Toen ik daarover nadacht schoot me de komst van Marie Antoinette naar Frankrijk te binnen en hoe mooi Stefan Zweig dat heeft beschreven. Zo heb ik Isabelle verzonnen, een meisje dat zich ontwikkelt tot een sterke vrouw. Aangenaam gezelschap als je alleen achter de schrijftafel zit.’ Is jouw historische novelle ook bedoeld als statement, in de zin van: ik weiger gehoor te geven aan de roep om geëngageerde literatuur te schrijven over klimaatverandering, slavernijverleden en genderidentiteit? ‘Genderissues zijn er ook in verwerkt. Het gegeven dat vrouwen de mindere zijn en zich dus moeten tonen. Ik voel me aangetrokken tot revolutionaire tijden omdat dan alles op een kantelpunt staat. Voor mijn gevoel is dat vandaag de dag ook het geval. We zijn onderdeel van een geschiedenis. Pas over een dikke tien jaar kunnen we zien wat we allemaal ondersteboven hebben gehaald.’ Deze tijd is net zo explosief als de Franse Revolutie? ‘Dat zou zomaar kunnen, alles wordt op losse schroeven gezet. Na de Verlichting werd gedacht: we gaan wetenschap bedrijven en objectief vaststellen wat waar en niet waar is en daar kan niet aan worden getornd. Nu wordt alles in twijfel getrokken. Er zitten mensen in de regering die beweren dat wetenschap ook maar een mening is. Dat is toch een hele rare uitspraak?’ Isabelle zegt: ‘Ik heb geleerd dat de meeste zienden alleen kijken, en verblind worden door wat ze denken te zien’. Dus onze ogen zijn… ‘…. onze grootste bedriegers? In een hoop opzichten wel, ja. Zeker in de hedendaagse beeldcultuur. Als het beeld goed in elkaar steekt word je overtuigd. Ik herinner me tijdens de oorlog in Joegoslavië beelden van broodmagere mannen achter prikkeldraad in Servië. Wat bleek? Ze werden allemaal achter een hek gezet van anderhalve meter breed waardoor de suggestie van een concentratiekamp werd gewekt. Propaganda is van alle tijden. A picture paints a thousand words, maar je wordt bedrogen waar je bij staat. Dus wakker blijven.’ Per hoofdstuk komt een personage aan bod, waardoor alle karakters het nodige reliëf krijgen. Vanwaar deze aparte vertelconstructie? ‘Mijn boek wordt verteld aan de hand van al die personages. De lezer wordt uitgenodigd om in hun hoofden te kruipen om zo de belevenis intenser te maken. Ik ben op het spoor gezet door Het lied van ooievaar en dromedaris van Anjet Daanje. Dat bestaat uit levensbeschrijvingen van mensen die bezig zijn met het boek dat het eigenlijke onderwerp is van die roman. Ik dacht: zo wil ik het ook doen. Iedere figuur die voorkomt in mijn novelle bezorg ik een eigen biografie. En toen werd het makkelijk. Want biografietjes schrijven is een kwestie van in die persoon kruipen, om je heen kijken door zijn of haar ogen en noteren wat je waarneemt. Dat gaat mij blijkbaar makkelijk af.’ Je voert zelfs een paard op. ‘Vroeger hoorde je weleens de uitdrukking: denken moet je aan een paard overlaten, dat heeft een groter hoofd. Ik dacht, oké, dat zal ik doen. Paarden zijn ook willoze slachtoffers van de mensheid. In een museum in Amiens zag ik de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog. Het indrukwekkendst vond ik een foto waarop de botten van alle gesneuvelde paarden op een hoop waren gegooid. Dat was een héle grote hoop. Slachtoffers van wat mensen elkaar aandoen. Het beeld van de schuldloosheid van die lastdieren – o, hier staat klaver, lekker – waar we letterlijk onze last op afwentelen, bracht me tot het besluit om een paard op te voeren.’ Er zit ook een bovennatuurlijk randje aan het boek. ‘Om Shakespeare te maltraiteren: There’s more under the heavens than we can think of. Ik ben me ervan bewust dat er dingen gebeuren die ik niet kan beredeneren. Ik hou van houtbewerken. Hout doet zijn eigen ding. Ik kan mijn wil niet opleggen aan hout. Dus vraag ik me af: wat wil het object dat ik in mijn handen heb? Het is voor mij een vanzelfsprekendheid dat mijn wil niet het belangrijkste is. Ik ben een onderdeel van de wereld en van de natuur. Vooral gelovigen hebben lang gedacht dat de mens de kroon op de schepping is. Forget it.’ Waarom een debuut op je 66ste? ‘Ik schrijf al mijn hele leven. Vooral brieven, mijn eigenlijke métier. Vrienden zijn naar het buitenland vertrokken opdat ik ze kon schrijven. Grapje. Het geeft je de gelegenheid om te denken op papier, orde te scheppen in de chaos. Zes jaar terug vielen twee dingen samen. In een kranteninterview vertelde schrijver en docent creative writing Marilynne Robinson dat ze niemand kan leren schrijven, maar wel de gereedschapskist van een schrijver kan uitbreiden. In die tijd hoorde ik over een schrijfopleiding in Hasselt. Ik heb me ingeschreven en moest na drie jaar een eindproduct maken. Die eerste proeve heeft geresulteerd in deze novelle.’ Waarom vind je dat er nog een boek bij kan? ‘Er worden ontzettend veel boeken gepubliceerd, misschien te veel. Maar ondanks dat we maar 26 letters tot onze beschikking hebben rangschikt iedereen ze op zijn eigen manier. Ik heb veel gelezen en ben zelfbewust genoeg om te denken: dit is ook lezenswaardig. Je moet een bepaalde zelfoverschatting hebben om te publiceren. Tegelijkertijd is het ook een oefening in nederigheid. Tot het moment waarop je de laatste puntkomma hebt goedgekeurd en het manuscript hebt ingeleverd is het van jou, daarna mag iedereen er zijn mond mee spoelen.’ In december zit Groenewegens carrière als boekverkope erop. Dan stopt hij bij Boekhandel de Tribune, waar hij twintig jaar geleden ‘mijn ideale plek vond tussen klanten en boeken. Vanaf dan ga ik me concentreren op het buitenleven, mijn vrouw, houtbewerken en schrijven.’ Voor wie eraan twijfelde, de opvolger van Gezien is onderweg. Henk Groenewegen, Gezien. Amsterdam, Uitgeverij Van Oorschot titelfoto: De bestorming van de Bastille op 14 juli 1789. Aquarel van Jean-Pierre Louis Laurent Houël

Dit artikel is alleen toegankelijk voor Zout-abonnees.
Log in als u al abonnee bent of
klik hier als u het wil worden.
Zout bestaat dankzij lezers zoals u. In 2025 zoeken wij 1200 abonnees. Sluit u nu aan!