Op vakantie in Doorn raakte THOMAS KLIJN in de ban van schrijver Simon Vestdijk, die vijftig jaar geleden overleed.
In de eerste week van de meivakantie belandden we min of meer toevallig in Doorn. Ofschoon er weinig open was, konden we wel glimpen opvangen van de twee bekendste Doornse inwoners van de 20ste eeuw: de Duitse keizer Wilhelm II (1859-1941) en de schrijver Simon Vestdijk (1898-1971). Over de eerste is veel te vertellen, maar we concentreren ons hier op Vestdijk, de auteur die halverwege de jaren dertig aan een indrukwekkende lijst romans begon.
Vestdijk kwam ik een aantal maanden geleden weer op het spoor. Ik werk als vrijwilliger bij een kringloopzaak en ontferm me daar over het boekengedeelte. Er glijden dus heel wat romans door mijn vingers. Zo ook Vestdijks Pastorale 1943. Ik besloot het boek te lezen, ook omdat het één van de eerste Nederlandstalige romans is over de Tweede Wereldoorlog.
Ik werd er direct door gegrepen. Pastorale 1943 gaf me een interessant inkijkje in de dagelijkse spanningen van de oorlog, met name over de steeds terugkerende inschattingen over aan welke kant iemand staat. Ook wordt er korte metten gemaakt met de illusie van heldhaftigheid. Vestdijks vaardige dialogen zorgen er voor dat je deze vrij omvangrijke roman moeilijk los kunt laten.
Dat laatste overkwam me ook met de andere roman van Vestdijk die ik ooit, zo’n vijftien jaar geleden, las, namelijk De kelner en de levenden. De twee boeken staan inmiddels broederlijk naast elkaar in de kast.
De kelner en de levenden heeft een heel ander karakter dan Pastorale 1943. Het boek kan tot de magisch-realistische romans gerekend worden, een stroming die in Vlaanderen, met onder anderen Johan Daisne en Hubert Lampo, breder was dan in Nederland. Ik herinner me een mooi tegenspel tussen enerzijds doodnormale handelingen en gesprekken en anderzijds wonderbaarlijke en bovennatuurlijke gebeurtenissen.
Hoewel ik maar twee leeservaringen heb met Vestdijk kwam de vraag op waarom tijdens mijn schooltijd altijd werd gerept over de ‘grote drie’: Mulisch, Reve en Hermans. Rond Vestdijk bleef het stil, hoewel romans als Ivoren wachters en De koperen tuin toch ook hun sporen hebben verdiend in de Nederlandse literatuur. Literair criticus Pieter Steinz was van mening dat sommige psychologische en historische romans van Vestdijk nog altijd op het hoogste niveau meekunnen.
In het jaar van zijn 50ste sterfdag is er gelukkig extra aandacht voor de ‘kluizenaar uit Doorn’, zoals met het boek De toetssteen, een briefwisseling tussen Vestdijk-bewonderaars en schrijvers Kees ’t Hart en Maarten ’t Hart.
Kees ’t Hart, nooit te beroerd voor enthousiaste en markante uitspraken, noemt Simon Vestdijk in Trouw de grootste: ‘Vestdijk werkt niet met realisme, maar met symbolisme. Maar tóch is het realistisch. Al die dingen waar ik sterk naar verlang in mijn eigen werk. Bovendien is hij een geweldig stilist, waar ik ongelooflijk voor val. Met die schitterende, dansende zinnen.’
Het is een pleidooi dat indruist tegen de kritiek dat Vestdijk nogal koel schreef, met (te) lange zinnen. Bovendien werden mensen nogal moe van zijn uitleg en getheoretiseer van zijn eigen werk. Misschien heeft zijn teruggetrokken bestaan er aan bijgedragen dat hij zelden tot de top werd gerekend. De Grote Drie waren bovendien van een generatie die na 1945 begon te publiceren. De oorlog speelde in hun boeken een belangrijke rol, reden waarom ze veel aandacht kregen.
Vooralsnog ga ik voor de vierde man. Een paar dagen geleden kocht ik bij een andere kringloop Ierse nachten. En na onze recente wandeling in de Kaapse Bossen staat nu ook het boek dat zich daar afspeelt, op het verlanglijstje. Kees en Maarten mogen gerust zijn.
Voor meer informatie rondom Vestdijk, zie vestdijk.com
De originele versie van dit artikel verscheen op 17 mei op De Bedachtzamen.