De Riso wint aan populariteit onder kunstenaars. De mogelijkheden van de ‘armelui’s stencilmachine’ lijken oneindig, de werkwijze van de adepten is haast obsessief, merkt PAUL VAN DER STEEN. “Het nerdgehalte in dit wereldje is vrij hoog.”
Wie oud genoeg is, herinnert zich het stenciltijdperk. Scholen, verenigingen, parochies, politieke partijen, activisten, vrijwel iedereen die tekst en beeld wilde vermenigvuldigen en geen geld had voor echt drukwerk, gebruikte het stencilapparaat. De kwaliteit van het resultaat liet vaak te wensen over, de enige zekerheid die je na afloop had waren inktzwarte vingers.
Na de entree van eenvoudiger en nauwkeuriger apparatuur leek de stencilmachine rijp voor het museum. Maar daarmee was buiten de Riso gerekend, een digitale stencilmachine van Japanse makelij. Die werd op de markt gebracht als de ‘poor man’s offset’, de machine was tien keer goedkoper dan de concurrenten.
Inmiddels mag de Riso zich verheugen op bewonderaars en gebruikers in kringen van ontwerpers, beeldend kunstenaars, fotografen en… drukkers. “De techniek is een tegenhanger van al te steriel drukwerk”, zegt Jo Frenken, hoofd van het Charles Nypels Lab aan de Jan van Eyck Academie in Maastricht. In de ruim veertig jaar die hij verbonden is aan de opleiding zag Frenken (65) nieuwe technieken en trends komen en gaan. Zelf ontdekte hij de Riso in 2011, het voelde als thuiskomen. “Offset is mooi, maar de nadruk ligt ook wel heel erg op precisie. Je loopt constant op je tenen. Met Riso krijg je als drukker een stuk autonomie terug. Je bent bezig met een weerbarstig en eigenzinnig apparaat. Soms werkt hij tegen je, soms geeft hij onverwachte cadeautjes.” Frenken laat afdrukken zien die hij samen met Gladys Zeevaarder aan het maken is voor twee kunstenaars met objecten uit het Natuurhistorisch Museum in Maastricht. “Deze intensiteit in kleuren krijg je alleen met de Riso.”
Frenken heeft zich de Riso-techniek eigen gemaakt en geldt inmiddels als een autoriteit. Op Instagram heeft hij meer dan veertienduizend volgers. Sinds 2014 organiseert hij Riso Biënnales op de Jan van Eyck Academie. Deze maand staat de derde op het programma. “Toen we begonnen, waren we uniek. Inmiddels zijn er ook elders van dit soort grote bijeenkomsten, van Chicago tot Sjanghai.”
De Tilburgse kunstenares Sigrid Calon ontdekte de mogelijkheid van Riso op de Van Eyck toen Frenken er ook nog maar kort mee bezig was. In het al lang uitverkochte boek To the Extend of maakte Calon op een en hetzelfde grid 120 verschillende geometrische composities in kleur. “Het fijne van Riso is dat je ook in kleinere oplages kunt werken”, zegt Calon (49). “Je hoeft niet meteen duizend stuks te laten drukken. En – nog mooier – je hoeft dat proces niet uit handen te geven. De kunstenaar kan erbij blijven en samen met de drukker het beste product nastreven. Dat kan een zekere imperfectie zijn. Er ontstáán ook dingen, door te mengen krijg je nieuwe kleuren.”
De echte Riso-adepten houden via internet contact met elkaar. Frenken: “Als ik op een probleem stuit en ik vraag op Instagram om een oplossing, dan heb ik er binnen een half uur tientallen, vaak heel verschillende.” Fysieke ontmoetingen zijn extra inspirerend, zo is de ervaring na de twee eerdere Riso-biënnales. “Bij de biënnale in november komen mensen tot vanuit Zuid-Korea, Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland. Die hebben er die lange reis voor over, ze moeten alles zelf betalen. Kennelijk vinden ze dat toch de moeite waard.”
Calon herinnert zich van een vorige editie een Italiaan die naar Maastricht kwam en zich in de Riso-hemel waande. “Hij had een oud apparaat op de kop getikt en vervolgens op zijn kamertje alles alleen moeten uitvinden met veel proberen en prutsen. Met natuurlijk de nodige frustratie. Nu wist hij zich omringd door mensen aan wie hij alles kon vragen. Je zag hem met zijn ogen rollen.”
De manier waarop sommigen met de techniek bezig zijn, is bijna obsessief. “Het nerdgehalte in het Riso-wereldje is vrij hoog”, bekent Frenken. “Daar horen opvattingen bij over hoe het moet, over wat wel kan, en wat niet.” Alleen daarom geniet Frenken al bij voorbaat van het thema van de biënnale van dit jaar, Monumental Riso. “Twaalf deelnemers hebben het afgelopen jaar met de Riso gewerkt, maar we hebben ook iemand uitgenodigd die een afkeer heeft van de techniek. En er is iemand die experimenteert door doorzichtig zelfgemaakt cellulosepapier door de machine te halen. Dat levert bijzondere effecten op: het breekt en scheurt. Sommigen zal het een gruwel zijn.”
Frenken beschouwt het zoeken naar nieuwe werkwijzen als een opdracht. “Als Van Eyck zijn we het met onze geschiedenis en onze status als postacademisch onderzoeksinstituut verplicht. Vragen stellen en grenzen oprekken, het moet.” Sigrid Calon is een van de twaalf kunstenaars die voor Monumental Riso op niet alledaagse wijze aan de slag is gegaan met de techniek. Ze maakte nieuw werk met onderdelen van het apparaat, zoals de masterrollen, waar na afloop inkt op achterblijft. Calon: “Riso-adepten zullen niet weten wat ze zien, vanwege de vervreemdende effecten en patronen, als de laatste vingerafdrukken van het proces. Maar ook vanwege de formaten, groter dan het maximale A2. Eigenlijk plaag ik ze een beetje. Mensen die de rest van mijn oeuvre kennen, zullen ook opkijken. Mijn andere werk bestaat veel meer uit strakke lijnen. Dat laat ik nu los.”
Magical Riso, van 16 t/m 18 november op de Jan van Eyck. Publieksdag op 18 november met internationale Art Book Fair. Ook de Tilburgse Wobby Club is hier aanwezig met een stand. De tentoonstelling Monumental Riso is te zien tot 11 januari. janvaneyck.nl