Zes avonden per week stapt Ria Eimers in een tijdmachine. In minder dan twee uur tijd wordt ze zestig jaar ouder. “Vroeger werd gezegd dat je in de huid van het personage moest kruipen. Dat is niet waar. De rol gaat in jou zitten.”

Een paar uur voor de vrijdagavondvoorstelling zit Ria Eimers in de VIP-lounge van het DeLaMar Theater in Amsterdam. De make-up is gedaan, een behaaglijk donkerblauw vest en een kop thee houden haar warm.

Ze legt uit wat haar zo aanspreekt in het stuk dat ze zo weer gaat spelen. “De rollen zijn bijzonder gelaagd. En het is erg goed geschreven, in literair opgetilde taal. Mijn personage zegt bijvoorbeeld: ‘De reis naar de deurmat, naar dat verre, exotische oord waar de krant zich ’s morgens bevindt, zal ik nooit meer maken’. Ze had ook gewoon kunnen zeggen: ‘Ik kan niet meer lopen en bukken.’ Het is de kunst om dit soort tekst als gewone spreektaal te brengen.”

Behalve de aanwijzingen van regisseur Antoine Uitdehaag is er niet veel houvast. Het toneelbeeld van Sophie is ronduit kaal, het aantal attributen minimaal. “Dat is het mooie: dit is puur toneelspelen!”, zegt Eimers enthousiast. “Geen opsmuk of tierelantijntjes. Er zijn geen decorwisselingen en er wordt geen schmink gebruikt om de personages ouder te maken. We moeten het doen met een bed, een sjaaltje, een jurk en een stoel. Alles en iedereen is geconcentreerd op de tekst, wat er gezegd wordt, maar ook wat er niet gezegd wordt. En het publiek doet mee. Binnen drie seconden zit het in het stuk.”

Hoewel zeventig procent van haar werk bestaat uit toneelspelen, zullen de meeste mensen Ria Eimers kennen van televisie of bioscoop. Ze was de afgelopen jaren onder andere te zien in de speelfilms Borgman, Brammetje Baas, De uitverkorene en Loenatik – De Moevie. Van de lange lijst rollen in tv-series springt vooral die van koningin Wilhelmina in Juliana, prinses van Oranje (2006 en 2009) in het oog. En dan is er natuurlijk Frieda Mechels, de strenge hoofdinspecteur in Flikken Maastricht.

“Voor de camera spelen heeft z’n beperkingen”, vindt Eimers. “Het is heel precies. Even een centimeter naar links, zorgen dat je binnen het kader blijft en dan je tekst spelen. Omdat de camera alles uitvergroot, moet je het klein houden. Op het toneel kan je lekker buiten de lijntjes kleuren, maar op een filmset is dat lastiger. In Sophie ben ik vrij om elke avond een andere beweging te maken, iets te ontdekken en daar gevolg aan te geven. Op de set van Flikken Maastricht staan er twintig man om me heen met lampen, microfoons en andere apparatuur. Ik zit achter een bureau en deel orders uit. Dat moet gebeuren in het moment, een seconde later is het weer weg. Dat vergt een heel andere concentratie.”

“Na zoveel jaar voel ik me wel meer thuis met de mensen van Flikken Maastricht. Ik ben meer ontspannen dan de eerste keer. Maar op zo’n set blijft gelden: tijd is geld. Er moet altijd worden doorgewerkt. We draaien van zeven uur ’s ochtends tot zeven uur ’s avonds. Op een dag doe ik dan tien of twaalf scènes voor tien verschillende afleveringen. Het is nooit chronologisch. Acteren voor tv is een enorme legpuzzel.”

Anderzijds vergt de rol van Frieda Mechels minder voorbereiding dan die van Sophie’s moeder. Eimers: “Dat is een moederrol die opbouw en ontwikkeling kent. Frieda is gewoon Frieda en die doet haar werk. Wat haar zielenroerselen zijn of wat ze ’s avonds na haar werk doet – het doet er niet toe. Het is een feitenrol, zakelijk en straight. Voor Sophie heb ik me veel meer moeten verdiepen in wie die moeder is en wat er met haar aan de hand is. Het is een vrouw die heeft moeten vechten, niet gelukkig is in haar huwelijk. Dat is een stuk ingewikkelder – leuker ook trouwens.”

Hoewel toneel haar grote liefde is, zou Eimers best meer film- of tv-werk willen doen. Het komt er alleen niet van, agenda-technisch. “Toen ik jong was stond ik soms om zeven uur ’s ochtends op de filmset, werd ik om zes uur ’s avonds naar een theater in Apeldoorn gereden voor een voorstelling en lag ik om één uur ’s nachts in bed. Maar ik ben nu 62. Ik wil dat niet meer.”

Eimers’ carrière begon in 1980 bij Bloemgroep. Sindsdien heeft ze in tientallen toneelstukken gespeeld, bij gezelschappen variërend van Onafhankelijk Toneel en Theatergroep Carver tot Maatschappij Discordia en Huis aan de Amstel. Rollen die haar dierbaar zijn, blijft ze regelmatig repeteren. “Soms schrik ik wel eens wakker ’s nachts. Dan realiseer ik me dat ik een bepaalde rol helemaal verkeerd heb gespeeld – twintig jaar geleden. Ik was teveel met mezelf bezig, niet vrij, krampachtig. Of ik dacht dat het over gevoel ging en dat ik dat ook moest spelen, terwijl dat helemaal niet zo is: het publiek moet het voelen. Best een ingewikkeld dingetje, dat toneelspelen.”

Dat ze nu vooral moeders speelt en over een tijdje waarschijnlijk grootmoeders, accepteert Eimers als een fact of life. Bovendien: “In de klassiekers zijn er nog mooie oude damesrollen, bijvoorbeeld bij Tsjechov.” De mooiste rol uit de toneelgeschiedenis is wat haar betreft die van koning Claudius in Hamlet. “Dat is een lekker slecht iemand, berekenend, opportunistisch. Het publiek laten meevoelen met zo’n slecht personage – dat is de uitdaging. Soms is het een hele bevalling. In Augustus: Oklahoma bijvoorbeeld speelde ik een heel complexe vrouw. Ze is bitter, alcoholistisch, neurotisch, gekwetst en heeft helemaal geen zin in het leven. Toch kon het publiek na een voorstelling van vier uur sympathie voor haar opbrengen. Je vraagt je soms af: hoe is het mogelijk?”

Ze geeft zelf antwoord op die vraag door te refereren aan Who’s Afraid of Virginia Woolf?, waarin ze de rol van Martha speelde. “Hoewel Martha een fictief personage is, weet iedereen hoe ze eruit ziet. Dat is een geil wijf, denkt men. Daar moet je aan voldoen, ook ik, een degelijk uitziende dame. Het gaat echter om de rol zelf. Vroeger werd gezegd dat je in de huid van het personage moest kruipen, maar dat is niet waar. De rol gaat in jou zitten. Met je instrument – je lichaam, je stem – geef je hem vorm.”

Als de voorstelling is afgelopen, stopt voor Eimers ook het acteren. Ze laat haar personage achter in de kleedkamer. Ze wordt weer zichzelf, in haar eigen woorden: stil en bedachtzaam, niet zo uitbundig als op het toneel. “Maar op het toneel ben ik het gelukkigst”, bekent ze. “Het heeft te maken met een soort kinderlijkheid. In het theater heb je een afspraak met het publiek. U heeft voor twintig euro een stoel gehuurd. U bent stil en wij gaan iets vertellen waarvan we allemaal weten dat het niet waar is. En toch doen we twee uur lang met zijn allen alsof het toch waar is. Dat is toch wonderlijk, niet?”

Sophie is nog te zien t/m 31 januari in het DeLaMar Theater in Amsterdam. www.delamar.nl


foto Prins de Vos