Als kind lag hij wakker van ontbossing en verwoestijning. In zijn boek Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat zette de Vlaamse filosoof Maarten Boudry zich afgelopen jaar af tegen de doemdenkende tijdsgeest. ADRIENNE PETERS sprak met hem af in een Gents café. “Bij sommige van mijn standpunten zal Thierry Baudet instemmend knikken.”
Nooit eerder leefden we zo lang, gezond, vrij, welvarend en vredig als vandaag en toch laten we ons gijzelen door het pessimisme van de doemdenkers. Gaan we niet ten onder aan stijgende zeespiegels, dan worden we onder de voet gelopen door radicale moslims. Dat tussen 1990 en 2015 meer dan een miljard mensen uit extreme armoede ontsnapten of dat in 2018 wereldwijd 120 miljoen mensen toegang kregen tot elektriciteit, lezen we nergens.
Het zijn voorbeelden van de wet van de onzichtbaarheid van de vooruitgang zoals filosoof Maarten Boudry (Moorslede, 1984) ze beschrijft in zijn boek Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat. Slecht nieuws maakt veel meer indruk dan goed nieuws – dat zich meestal langzaam en onzichtbaar ontwikkelt. Een tsunami dendert in één keer over het land, de wederopbouw duurt jaren. De wet van behoud van gezeik is in deze ook van toepassing. Hoe goed het ook gaat, we willen ons het recht blijven voorbehouden dat klagen mag.
In
zijn boek breekt Boudry een lans voor het vooruitgangsdenken. Als je
gelooft dat iets mogelijk is, dan gaan mensen zich er ook voor
inspannen, denkt hij. En inspannen moet, want vooruitgang gaat niet
vanzelf. Anders had hij geen boek hoeven schrijven. Maar al blijft
hij deze boodschap herhalen, dan nog stapelt hij in de ogen van velen
denkfout op denkfout. Voor de een is hij te rechts, voor de ander te
links – maar altijd een naïeveling. Een dr. Pangloss in
Luilekkerland, zoals hij het zelf omschrijft naar het personage van
de optimistische filosoof uit het werk Candide
van Voltaire. Een van zijn verklaringen: pessimisme oogt diepzinnig
en intelligent, optimisme lijkt te wijzen op een gebrek aan kritisch
denkvermogen.
Boudry zet zijn pleidooi stevig aan.
Ongelijkheid kan wenselijk zijn wanneer het mensen tot ondernemen en
dus vooruitgang aanzet. De oplossing op klimaatgebied ligt voor het
oprapen als we maar positief staan ten opzichte van kernenergie en
ander technologisch vernuft. En wie denkt dat onze samenleving nog
even racistisch is als vroeger, heeft geen historisch besef.
Hoe is hij zo zeker van zijn zaak? “Vooruitgang is geen geloof, maar eerst en vooral een kwestie van waarneembare feiten”, zegt Boudry in het Gentse café waar we hebben afgesproken. “Historische cijfers leren ons nu eenmaal dat we er enorm op vooruit zijn gegaan. In de Middeleeuwen hadden we vijftig keer zoveel kans vermoord te worden als nu. Zelfs met een foutmarge op dit cijfer is het nog steeds een spectaculaire daling. En de gedachte dat de armoede, niet te verwarren met ongelijkheid, in de wereld blijft toenemen, is totaal tegenstrijdig met wat de cijfers laten zien.”
Hij ontkent niet dat we wel degelijk te maken hebben met problemen op het gebied van het klimaat en de islam; hij wil ze liever aan de kaak stellen zonder te vervallen in doemdenken. Want doemdenken leidt tot fatalisme. Of we slaan door naar de andere kant, met utopische waanideeën, en die zijn net zo gevaarlijk. “Als je er oprecht van overtuigd bent dat de perfecte wereld aan de horizon wenkt, dan ruim je alles en iedereen uit de weg die dat einddoel verhindert”, aldus een citaat uit het boek.
Zijn allergie voor pessimisten en ‘azijnpissers’ zoals hij ze noemt, ontstond ergens in zijn tienerjaren, toen hij op de middelbare school een klaagzang las over het onderwijs. “Leraren die steeds meer autoriteit verloren, de kwaliteit van het onderwijs die met rasse schreden achteruit holde, de jeugd die niet deugde, blabla. Ik weet nog dat ik mij zo stoorde aan de teneur van het stuk.” Hij herinnert zich ook een discussie met een vriend die opperde of het niet beter zou zijn een bom te gooien op Afrika als oplossing voor de overbevolking.
Knettergek werd Boudry ervan.
Een van de redenen waarom hij nu doet wat hij doet en zijn net breed uitgooit, is om ideologische tegenstellingen in het maatschappelijke debat te doorbreken. De doem-of waanbeelden waar mensen respectievelijk van wakker liggen of dromen, worden gekleurd door hun eigen ideologische opvattingen. “Mensen die heel pessimistisch zijn over het ene probleem, kunnen volkomen laconiek zijn over het andere. Waar links de rampscenario’s over het klimaat bloedernstig neemt terwijl rechts ze weglacht, is het bij islamisering precies omgekeerd.”
Hoe meer de ene kant aan de doemklok gaat hangen, hoe meer de andere kant er niks van moet weten. Met zijn boek hoopt hij die impasse te doorbreken. “Thierry Baudet en zijn aanhang zullen instemmend knikken bij mijn kritiek op de doembeelden over het klimaat. Als ik op die goodwill kan rekenen dan hoop ik dat zij ook mijn opvattingen over de seculariserende islam serieus nemen.”
Behalve dat pessimisten worden gezien als intellectuelen, zijn er ook psychologische redenen waarom we makkelijk aan het doemdenken slaan. Zoals de diepgewortelde neiging van ons brein om ons te richten op negatief nieuws. Uit eigen ervaring weet Boudry dat die neiging niet onoverkomelijk is. Als kind dacht hij zelf dat de wereld naar de knoppen ging. Hij groeide op in het Belgische Roeselare in de jaren negentig. Zijn moeder werkte als ergotherapeut in een rusthuis, zijn vader bij de sociale dienst van een ziekenhuis. Echte wereldverbeteraars: alternatief, links, milieubewust. Zijn vader ging naar Tunesië en Haïti voor ontwikkelingshulp terwijl de kleine Maarten thuis tijdschriften van Greenpeace las. “Wat ik daarin las, daar lag ik echt van wakker”, bekent hij. “Ontbossing van 300 voetbalvelden per seconde, het oprukken van de Sahara, milieuvervuiling, de uitputting van grondstoffen. Zeker op ecologisch vlak had ik het gevoel dat we de wereld om zeep aan het helpen waren. Maar niemand vertelde mij toen dat er ook zoveel voetbalvelden aan bossen per seconde bijkomen.”
Nog steeds kan hij wakker liggen van de ontbossing, maar de oplossing is volgens hem niet om de economische groei te stoppen. Integendeel. Hoe welvarender mensen worden, hoe meer ze zich om het milieu gaan bekommeren. “We moeten er dus vooral voor zorgen dat de arme landen zich kunnen ontwikkelen. Want, om Indira Gandhi te citeren: niets is vervuilender dan armoede. De plastic soep in de oceaan komt voor het merendeel daar vandaan, omdat zij nog geen systemen hebben ontwikkeld om al dat plastic te recyclen.”
De oorsprong van de vooruitgangsspurt legt Boudry bij de Verlichting in de 18e eeuw. De tijd dat de menselijke rede het won van het geloof in een God die alles bepaalde. Rede, wetenschap en technologie zijn de sleutel, wat Boudry betreft, die op 22-jarige leeftijd cum laude afstudeerde. Al maken we de koolstoftax – waar hij overigens voor is – nog zo hoog, dan staan morgen echt niet alle vliegtuigen aan de grond. En met het aanpraten van vliegschaamte gaan we de grote klimaatverandering niet bewerkstelligen. De echte doorbraak zal moeten komen van een structurele, doortastende oplossing en het zijn technologische innovaties die deze doorbraak zullen brengen.
Dat de Verlichting een West-Europees fenomeen is, kan niet worden beschouwd als het resultaat van een natuurlijke, blanke superioriteit; volgens hem is het een kwestie van tijd voordat de rest van de wereld volgt. De aantrekkingskracht van de liberale democratie en het kapitalisme is daarvoor te groot, denkt Boudry. China is vooruitgegaan ondanks het communistisch systeem, niet dankzij. En DDR-burgers riskeerden hun leven omdat achter het IJzeren Gordijn de vrijheid van het kapitalisme lonkte.
Boudry noemt zichzelf een verbeterlijke optimist: het gaat ons goed, hetgeen betekent dat we alle kansen hebben om het nog beter te maken. Vooral het rijke Westen mag deze handschoen oppakken. Waar collega-vooruitgangsdenker Rutger Bregman, auteur van De meeste mensen deugen, in De Correspondent opteert voor de harde hand van Vadertje Staat om drastische veranderingen door te voeren, pleit Boudry voor effectief altruïsme. Geïnspireerd door denkers als William MacAskill en Peter Singer komt ook hier de wetenschap om de hoek kijken, want effectieve altruïsten investeren in goede doelen waarvan de effectiviteit wetenschappelijk onderzocht en bewezen is. Niet om er een goed gevoel aan over te houden maar om het grootst mogelijke verschil te maken. Zelf besteedt Boudry tien procent van zijn inkomen aan goede doelen.
Filantropie als oplossing voor alle wereldproblemen? Het zal zeker niet alles verhelpen, geeft Boudry toe. Regimes ga je niet democratiseren door geld te storten, maar er is nog steeds zoveel basale ellende in de wereld, zoals kindersterfte, malaria en extreme armoede, dat geld daar zeker in kan helpen, meent hij. Mits goed besteed, want neem belastingen: met twee procent van ons BNP aan ontwikkelingshulp gaan we de wereld niet redden. In de ideale wereld heeft een Bill Gates niet zoveel macht als nu, maar Boudry is toch blij dat hij er is. “Met zijn miljarden dollars heeft hij dingen gedaan die geen enkele overheid doet, zoals de ontwikkeling van toiletten die in alle ontwikkelingslanden kunnen worden geïnstalleerd zonder stromend water of elektriciteit. Je hoeft geen miljardair te zijn om bij te dragen aan vooruitgang. In Nederland en België behoren we tot de vijf procent van de beste verdieners wereldwijd. Wij kunnen veel meer doen om mensen aan een betere wereld te helpen dan nu.”