De afgelopen vijf jaar was Bart Dirks (Heerlen, 1972) Volkskrant-correspondent in Brussel. Deze maand verschijnt zijn boek ‘België bestaat – cultuurwijzer van een gespleten land’ als terugblik op die periode. Hieronder een voorpublicatie, over de particuliere bouwwoede van de Belgen. “Het Wilde Wonen is in Nederland een thema. Bij ons is het een volksaard.”
Eigen baksteen eerst
Het Kempisch Klompje is dé verkoophit van steenfabriek Olivier uit Rumbeke. Het is een roodoranje steen met grijze en okerkleurige nuanceringen. Ook in trek: de Brugse Abdijmoef, geel met grijze tinten. “Zeer geschikt in combinatie met blauwsteen”, zegt verkoper Dirk Samaey. “Met de natuursteen omlijst je ramen en deuren. Prachtig voor een pastorijwoning dus.”
Na de fermette (de hoevewoning met kleine ramen die weer in ruitjes zijn onderverdeeld) en de huizen in ‘Spaanse’ stijl (kasteelachtige woningen met overhangende daken en afgeronde dakpannen) heeft België de pastorijwoning omarmd. Gemodelleerd naar de robuuste woning waar vroeger mijnheer pastoor woonde. Een logische trend, zegt Samaey: bouwkavels worden schaarser, duurder en dus kleiner. Een pastorijwoning heeft twee verdiepingen, dus je kunt hetzelfde woonoppervlak kwijt op een kleiner lapje grond.
Die mode is voormalig Vlaams bouwmeester, architect en hoogleraar Bob van Reeth ook opgevallen. Voordat hij een lezing gaf in Zoersel, ten oosten van Antwerpen, reed hij door het dorp om de smaak van de inwoners te peilen. “Die avond zei ik: er moeten enorm veel roepingen zijn in uw dorp, want het staat vol met pastorijen.”
Het gezegde dat de Belg ‘met een baksteen in de maag’ wordt geboren, doet nog steeds opgeld. Het ideaal is een stukje grond te erven of te kopen, en daar naar eigen inzicht een huis te bouwen. Van Reeth: “Als je een geliefde hebt en je gaat trouwen, heb je idealiter al grond. Liefst is de bouw al bezig voor in de kerk het jawoord klinkt. Je hebt de hoofdprijs als je vader en schoonvader er samen al hun energie in steken. Ik ken heel wat mannen die in elk vrij uurtje vier woningen bouwden, een voor elke dochter.”
De liefde kan je nergens beter aanschouwen dan op de Batibouw, de jaarbeurs in Brussel voor bouwen, verbouwen en interieurs. Altijd goed voor ruim driehonderdduizend bezoekers. De gestegen prijzen kunnen The Belgian Dream niet verstoren. Opvallend veel jonge stellen lopen rond bij de stands van dakpannen, gevelstenen en isolatiemateriaal. Zoals Guy van Cotthem en Ann de Witte. Ze kochten al enkele jaren geleden grond in Sint-Niklaas en willen nu aan de slag.
Guy: “Het probleem is dat we heel andere ideeën hebben. Zij wil modern, ik wil klassiek.”
Ann: “Guy denkt aan pastorijstijl met een dubbele garage.”
Guy: “De huizen die Ann mooi vindt, noem ik bunkerstijl: aan de straatkant alleen muur, aan de tuinkant alleen glas.”
Ann: “Een huis bouwen zit ons Belgen in de genen. Nu wonen we in een rijtjeswoning zonder tuin met twee kamers. Te klein als er een tweede kindje komt.”
Guy: ‘We zijn hier om ideeën op te doen. Voor je naar een architect stapt, moet je toch eerst weten wat je wilt.”
Die architecten worden soms tureluurs van de particuliere opdrachtgevers. “Ik zou willen dat ze een iets meer gestandaardiseerd product afnamen”, verzucht Nico Slegers van Desmet Architecten in Leuven. “Maar ze willen altijd hun eigen stempel zetten. Ze hebben uitgesproken ideeën, maar niet de kennis. Dat is continu schipperen. Op elke uitgave wordt beknibbeld. Als men moet kiezen, bezuinigt men liever op materialen dan op oppervlakte van de woning”. Qua stijl en vorm mag alles. “Het enige dat voorgeschreven is, is hoe ver je van de rooilijn moet blijven, hoe hoog en hoe diep je mag bouwen. Het verklaart de typisch Belgische lintbebouwing waar alle smaken door elkaar staan.”
In Wallonië zijn de regels strenger dan in Vlaanderen. De uitstraling van de nieuwbouwhuizen moet ‘regionaler’ en ‘nostalgischer’ zijn. Materiaalgebruik en kleur van baksteen en dakpannen zijn doorgaans per dorp streng voorgeschreven. “Men heeft er de keuze tussen roodbruine baksteen of grijs natuursteen”, moppert Rolande Donné van Vandesanden, de grootste Belgische producent van handvormgevelstenen. In Wallonië verkoopt hij vooral de Brique Baroque. ‘Jammer dat het zo wordt ingeperkt. Laat de mensen toch zelf beslissen wat ze met hun spaargeld doen. Maar kennelijk willen ze het daar somber houden.”
Het vergt soms een geoefend oog om het verschil te zien tussen Vlaamse en Waalse woningen, iedereen ziet het onderscheid tussen Belgische en Nederlandse huizen. “Een Belg wil nog niet dood gevonden worden in zo’n eenvormige Hollandse Vinexwijk,’ stelt Bob van Reeth. ‘Terecht. Een Belg wil zelf bouwen om zijn rijkdom te tonen, hoe bescheiden ook, en om zich af te zetten.”
Toch werkt hij graag in Nederland. “Ik houd van de Nederlandse collectiviteit, die in België wordt ervaren als armoede. Maar kijk eens hoe goed binnensteden worden opgeknapt. Nederland is gevoeliger voor het algemeen belang. Hier denkt men dat het algemeen belang een optelsom is van alle individuele huisjes.” Nederlanders kun je beter niet zelf hun huis laten ontwerpen, vindt hij. Neem het Wilde Wonen dat architect Carel Weeber propageert. “Het Wilde Wonen is in Nederland een thema. Bij ons is het een volksaard. Daarmee is alles gezegd.”
Bart Dirks, België bestaat – cultuurwijzer van een gespleten land. Uitgeverij Bert Bakker, 18,95 euro. Op donderdag 8 mei wordt Bart Dirks in boekhandel Selexyz Dominicanen in Maastricht geïnterviewd door George Vogelaar. Aanvang 19.30 uur.