Een vrouw wordt niet geboren, ze wordt gemaakt. In Liggend naakt schrijft Basje Boer over onze aannames over vrouwelijkheid aan de hand van kleding en symbolen die we vinden horen bij de vrouw. ‘Ik wil mooi zijn, maar ik wil niet iemand zijn die zich bézighoudt met mooi zijn.’ Een voorpublicatie. 

Marilyn Monroe (1961). foto Macfadden Publications, Public domain, Wikimedia Commons

Wist je, vraag ik aan Eva, dat er in Engeland tijdens de Tweede Wereldoorlog een overheidscampagne werd opgetuigd die ervoor moest zorgen dat vrouwen nog wel een beetje hun best deden om er leuk uit te zien? 

Deze keer hebben we cocktails besteld, op een ander terras in dezelfde stad. Een briefje op tafel verduidelijkt dat de gemeente een tijdelijke vergunning heeft afgegeven voor het rijtje tafeltjes en stoeltjes waarmee het terras is uitgebreid. Het woord ‘covid’ in ‘vanwege covid’ is doorgestreept en vervangen door ‘de hitte’.

Ik pak mijn telefoon erbij en begin een reclametekst uit 1942 voor te lezen van het Britse cosmeticamerk Yardley. Het is belangrijker dan ooit dat we er op ons best uitzien, vertaal ik. We moeten ons richten op mannelijke efficiëntie zonder hard te worden. Let us face the future with high-held heads. And let us always honor the subtle bond between good looks and morale.

De beauty-as-dutycampagne was specifiek voor de Tweede Wereldoorlog, want geen andere oorlog kende iets vergelijkbaars. De campagne was specifiek voor Engeland, want in andere landen werd het vrouwen juist expliciet afgeraden om zich bezig te houden met hun uiterlijk. De campagne was specifiek voor de jaren veertig, want niemand kan zich voorstellen dat de Britse overheid zich vandaag de dag bezig zou houden met kleding en cosmetica.

En toch, zeg ik, weet iedere vrouw die weleens op straat heeft gehoord dat ze eens moet lachen of niet zo boos moet kijken dat haar uiterlijk samenhangt met plichten.

De serveerster, in zwart hemdje en zonder make- up, gaat verveeld het rijtje tafels af. Eva en ik bestellen allebei nog een old fashioned.

De beauty routine, vertelt Eva, is inmiddels op het terrein van de scheikunde beland. Tegenwoordig smeer je niet meer twee keer per dag, maar de hele dag door.

Ik vertel dat toen ik op de middelbare school zat, er eigenlijk alleen Clearasil tegen puistjes was. En dat ik überhaupt pas sinds een paar jaar smeer, in de ochtend en de avond. Zonnebrand in de zomer, af en toe een masker. Eén of twee keer per jaar een gezichtsbehandeling, omdat een goede vriendin schoonheidsspecialist is.

Ik vraag me weleens af of ik niet net wat meer geld zou moeten investeren in hoe ik eruit zie, net wat meer tijd. Of ik niet net wat meer moeite zou moeten doen om mijn beste zelf te zijn. Het zijn niet alleen de crèmes, zeg ik. Het zijn ook de dikke armen en de cellulitis. Het zijn de aderen, de wallen, de verdwaalde haren, de rode vlekken. Ik schaam me voor mijn achteloosheid – en tegelijkertijd ben ik er trots op. Ik wil mooi zijn, maar ik wil niet iemand zijn die zich bézighoudt met mooi zijn.

Het is gek hè, zegt Eva. Aan de ene kant is er de druk om effortless te zijn, om het soort mooi te zijn dat helemaal vanzelf komt. En aan de andere kant wordt van je verwacht dat je je best doet. Dat je er effort in steekt.

Niet alleen dat, zeg ik. Je moet het laten zien, dat je je best doet. Je moet het bewijzen. 

Trouwens, vervolgt Eva, als we echt effortless waren, dan hadden we haar op plekken waar niemand haar wil hebben, om maar iets te noemen.

Het is een balans, zeg ik, tussen laten zien dat je je best doet en doen alsof je dat niet doet. Hoe die balans precies uitvalt, heeft te maken met smaak.

En met klasse, zegt Eva.

Ik denk aan het cliché dat alle mannen houden van grote borsten: hoe groter, hoe beter – terwijl ik toch genoeg mannen ken die de voorkeur geven aan een bescheiden boezem, zelfs een beetje bang lijken te zijn voor alles groter dan cup B. Ik denk aan de mannen die mij vertelden dat ik toch echt geen grote borsten had, zéker geen cup D, en daarmee vooral leken te zeggen dat ze zelf niet het type waren om te vallen op een vrouw met grote borsten. Ze leken te denken dat dat iets te maken had met beschaving. Met goede smaak. Omgekeerd zijn er de mannen die een voorkeur hebben voor borsten die niet alleen groot maar ook nep zijn, voor een schoonheid die niet natuurlijk maar juist overduidelijk onnatuurlijk is.

Ik vertel Eva over een podcast die ik luisterde, De bitch en de hoer, waarin actrice Jacqueline Blom in gesprek gaat met theatermaker Naomi Velissariou. Dat kan ik ook, denkt Velissariou als ze actrices ziet lopen met een slank en afgetraind lichaam. Maar, zegt ze tegen Blom, dan zou ze wel ‘moeten stoppen met eten, de hele tijd naar de sportschool, thuisblijven, naar de schoonheidsspecialist, naar de kapper’. In dat geval kan ze dus niet ‘een aanvraag schrijven en 200.000 per jaar bij elkaar lobbyen om een fucking voorstelling in elkaar te rammen. Dan moet ik gewoon fulltime aan mijn abs gaan werken’.

‘Het tikken van onze hakken herinnert mannen eraan dat we pas in de tweede plaats competent zijn, en in de eerste plaats vrouw.’

Je kunt dus niet én een carrière opbouwen én er fantastisch uitzien, zeg ik. Of in de woorden van Naomi Velissariou: het is kiezen of delen. Maar terwijl ik die podcast luisterde, dacht ik: is dat niet gewoon precies het punt? Is ons uiterlijk niet een soort bewijs van onderdanigheid? Zijn onze rimpelloze gezichten en gemanicuurde handen niet een manier om te laten zien dat we misschien wel leuk meedoen, met onze baantjes en onze ambitietjes, maar dat we altijd in de eerste plaats ons uiterlijk zijn? We lopen dan wel rond op de werkvloer, maar het tikken van onze hakken herinnert mannen eraan dat we pas in de tweede plaats competent zijn, en in de eerste plaats vrouw. 

In de middeleeuwen is het schoonheidsideaal voor vrouwen een bleke, bijna doorzichtige huid, met zichtbare blauwe aderen. Geen wenkbrauwen, hoog voorhoofd. De huid is glad en rimpelloos, het haar is blond of rossig. Dichters en denkers vergelijken vrouwelijke schoonheid met de natuur – met lelies, rozen, parels. In de Oud-Egyptische cultuur, waarin ogen zwart omlijnd werden, de wimpers en wenkbrauwen geverfd en de wangen en lippen gekleurd, communiceerde het gebruik van make-up rijkdom en status. Hoe meer make-up, hoe beter.

Maar in de middeleeuwen, wanneer het christendom de Europese cultuur domineert, wordt make-up goeddeels afgekeurd. En toch – status, gezondheid en morele integriteit worden afgelezen aan iemands uiterlijk, iets wat eens te meer geldt voor de vrouw. Haar bestaanszekerheid, rijkdom en status zijn afhankelijk van haar echtgenoot en dus van hoe ze eruit ziet. Om een man te kunnen bemachtigen moet ze mooi zijn, en daarvoor wendt ze zich tot manipulatie. Ze schminkt haar gezicht wit en de aderen maakt ze blauw. Ze epileert de wenkbrauwen en de haarlijn. Ze verft het haar. Haar make-up en zalfjes bestaan uit precies die ingrediënten waarmee ze hoopt te worden vergeleken: lelies, rozen en parels. Maar vallen haar manipulaties te veel op, dan wordt ze belachelijk gemaakt en op haar plaats gezet in satirische gedichten, spotprenten en grove grappen – zo gaat het al sinds de oudheid. Of ze wordt beschuldigd van bedrog, want voor een man is een huwelijk als een aankoop. Hij moet vaststellen of zijn bruid jong en gezond is, en dus vruchtbaar. Of ze de juiste sociale status heeft en vrij is van zonden. Hij vertrouwt op zijn ogen als hij zijn aankoop doet. Gaat er onder lagen make-up een minder mooie, oude of zieke vrouw schuil, dan koopt hij een kat in de zak. 

In de renaissance zijn de Europese schoonheidsidealen min of meer hetzelfde als tijdens de middeleeuwen, maar omdat er, in de kunst en daarbuiten, meer aandacht is voor schoonheid ligt op vrouwen nog meer druk om er mooi uit te zien, terwijl make-up nog steeds bekritiseerd wordt, met name door de kerk. Het manipuleren van je uiterlijk wordt gezien als een belediging van God, en ijdelheid is een hoofdzonde. In 1497 worden tijdens een zogenoemd vreugdevuur van de ijdelheden in Florence duizenden voorwerpen ritueel verbrand, waaronder boeken, kammen, spiegels en kunst, en ook op andere plekken in Italië vinden zulke vreugdevuren plaats. Toch bestaan in vijftiende-eeuws Italië ook redelijke argumenten tegen het gebruik van make-up. Cosmetica zijn vaak ongezond en zelfs giftig. Ze maken vrouwen ziek, soms met de dood tot gevolg. Ook worden cosmetica vaak geïmporteerd, wat een negatieve invloed heeft op de economie, en kan make-up gebruikt worden om de identiteit te verbergen. Wie goed is met make-up wordt weleens beticht van hekserij, en ergens klopt dat ook. Cosmetica zijn in deze tijd vooral brouwsels, gemaakt naar al dan niet geheime recepten. Ze geven vrouwen macht ten opzichte van mannen, bijna als magie. Maar lelijke of misvormde lichamen worden óók met hekserij in verband gebracht, dus is het juist van belang om mooi te zijn – en dus om make-up te gebruiken. 

Basje Boer. foto Anneke Hymnen

Basje Boer (Amsterdam, 1980) schreef eerder twee romans en een verhalenbundel. Haar essaybundel Pose (2022) werd genomineerd voor de Jan Hanlo Essayprijs. 

Basje Boer, Liggend naakt. Een essay over verkleden. Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 2024.