De laatste schreeuw

Zo sprak de jonge conservator over een iets oudere collega-conservator: “Ik vind haar koers niet zo helder. En ze maakt steeds vaker exposities met oudere kunstenaars.” Vanuit mijn ooghoeken keek ik of ze er het levertraangezicht bij trok dat paste bij haar intonatie, maar het viel mee.
Gelukkig maar.
Ik bedoel: gelukkig maar dat er nog tentoonstellingen worden gemaakt met werk van oudere, ja zelfs dode kunstenaars. Zoals we ons gelukkig mogen prijzen dat er nog steeds concerten worden gegeven met stukken van oude, ja zelfs dode componisten, klassieke toneelstukken worden opgevoerd en boeken blijven verschijnen van oude, zelfs dode schrijvers. Zoals momenteel het verzameld werk van Louis-Paul Boon en W.F. Hermans. Laten we hopen dat ook jonge conservatoren wel eens van Boon of Hermans tot zich nemen.
Oud-Rijksmuseumdirecteur Henk van Os merkte eens op dat het typisch Nederlands is om zich zonder reserve over te geven aan le dernier cri, en dat al het andere (lees: oudere kunst) genoeglijk wordt geofferd op het altaar van het modernisme. Nederland leed volgens hem aan “de meest onverbiddelijke vorm van het avant-gardistische syndroom”.
Maar het modernisme heeft afgedaan. Te toekomstgericht, te weinig gevoel voor genealogie, te veel verblind door nieuw, nieuw, nieuw. Ervaringen uit het verleden geven geen garanties voor de toekomst, maar wijsheid kan niet zonder vroeger. En aangezien de toekomst niet heeft gebracht wat we ervan verwachtten, is het verleden weer hipper dan ooit. Nooit eerder krijgen we zoveel tv-programma’s over geschiedenis voorgeschoteld als komende winter, meldt de krant in een bericht waar de verbazing vanaf druipt. Intussen kunnen de historische romans niet worden aangesleept, heeft de Museumkaart zijn half miljoenste lid binnen (misschien omdat musea zijn gestopt met capriolen die per se de suggestie wekken van baanbrekend en experimenteel?) en ontwikkelen steden en regio’s ‘culturele biografieën’ van zichzelf. For better or for worse: we leven in een tijd van terugblik en reflectie.
In Maastricht exploreert cultuurcentrum Marres sinds een jaar of twee de o zo intrigerende 19e eeuw. En de kunstprijs BACA van het Bonnefanten gaat niet langer naar veelbelovende kunstenaars die op doorbreken staan, maar naar mannen (of vrouwen) die over the hill zijn, zoals de nieuwe laureaat John Baldessari (77). Ook in Heerlen vermoedt men dat de toekomt verscholen zit in het verleden, met exposities over het situationisme, Aad de Haas, Harry Geelen en de meer dan 100 jaar oude architect Oscar Niemeyer.
Maar nergens wordt de geschiedenis van het nu zo uitgebeend als op Manifesta7, de nomadische biënnale voor hedendaagse kunst die deze zomer neerstreek in Zuid-Tirol/Trentino. In vijf oude, leegstaande gebouwen leggen zo’n 200 kunstenaars de toekomst naast zich neer en kijken ongegeneerd terug op wat ons heeft gebracht tot het hier en nu. Met verbluffend resultaat. En guess what? Hier en daar zag ik werk van oudere, ja zelfs dode kunstenaars.