Lazarus Het was alsof ik door moerassen liep
en dan weer door rul zand. Ik kwam geen stap
vooruit. Ik was uitgeput, vanbinnen leeg
en niets dan buitenkant. Geen levenssap.
Ik hoorde dat Hij mijn aar buiten riep
maar wist niet waar ik was, vanwaar Hij klonk
Was Hij in mij, was ik in Hem? Ik sliep,
maar wakker was ik ook. Ik steeg en zonk.
Maak hem nu los, zei Hij. En ik was vrij.
Ik was van alle dubbelheid ontdaan.
Ik leefde! in de Waarheid die hij is!
Herboren als een teruggeworpen vis,
die op de kant, in het zand, te stikken lag,
maar leven water vond, Jezus, in Uw naam!
Soms ben ik moedeloos, en hoogstens nog een vonk
van het vuur dat in mij was.
Ik weet niet waar ik gaan moet en waar staan:
verhef je hart eens als het graf steeds aan je trekt,
omdat je levensdraad te ver werd uitgerekt…
Ik val terug, ik kan niet langer uit mijzelf vandaan.
Ik geloof in Hem, in Hem, maar niet in mij.
Soms denk ik: in de dood was ik pas vrij.
Hoe maak ik waar wie ik voor Hem moet zijn?
Hoe kan ik groeien als ik krimpen moet van pijn?