Van ‘Drogenviertel’ tot cultuurwijk. Kunstenaars en ontwerpers moeten het Venlose experiment Q4 tot een succes maken, samen met het Duitse achterland. Maar de weg is nog lang. “De kracht van de gezamenlijkheid is er nog niet.”
Een paar jaar geleden stond Sander van Driel nog te skateboarden op het Nolensplein in Venlo. De hoek om, richting Ginkelstraat, daar kwam hij omwille van de veiligheid liever niet. Maar afgelopen januari heeft de 23-jarige fotograaf er met zijn artistieke partner Kevin Boitelle het voormalige café Dirty Sanchez betrokken. Pakweg 25 culturele ondernemers zijn het tweetal in de wijk voorgegaan. Als cultuurwijk Q4 ontpopt de voormalige ‘Duitse Hoek’ zich als een stadsdeel waar de drugshandelaren inmiddels ver in de minderheid zijn. ‘Eindelijk gebeurt er iets vooruitstrevends in Venlo,’ zegt Van Driel.
Venlonaren hebben het over de Duitse Hoek, de wijk waar de voertaal die van de oosterburen is en de winkeliers niet nalaten te benadrukken hoe gut und billig hun spullen zijn. Dat was in de jaren zeventig en tachtig. Daarna vormden niet langer Kaffee und Zigaretten de motor van de economie in de wijk, maar softdrugs die op straat en vanuit meer dan zestig panden aan de man werden gebracht. De doorsnee Venlonaar liep met een grote boog heen om het gebied tussen Maas en Nolensplein.
Een aanhoudende, maar volgens velen te laat ingezette schoonveegactie resulteerde in 2004 in de sluiting van bijna alle drugspanden en dientengevolge een naargeestige leegstand. “In veel steden ontstaat er dan een natuurlijke trek van kunstenaars naar groezelige buurten als deze”, zegt Tieneke Verstegen. In Venlo zou het lang wachten zijn tot kunstenaars spontaan de holle kiezen in de wijk zouden opvullen. Dus nam culturele duizendpoot Verstegen zich voor die beweging zelf op gang te brengen, ook omdat ze ervan overtuigd was dat de gemeente bij de geplande revitalisering alleen oog zou hebben voor de economische haalbaarheid en niet voor het menselijk welbevinden. In korte tijd vond ze niet alleen tientallen geïnteresseerden aan haar zijde maar ook het gemeentelijke projectbureau Q4, dat het initiatief omarmde omdat cultuur de eerste jaren de sinistere sfeer uit de wijk zou kunnen verjagen.
Tot Q4 af is, over ruim tien jaar, kunnen allerlei culturele ondernemers gebruik maken van de vele ruimtes die anders onbenut blijven. Een toetsingscommissie screent de kandidaten en biedt hun een passend en goedkoop pand aan. Op deze wijze moet er de komende jaren een kunstzinnige wijk ontstaan, waar het broeit en spettert van de creatieve activiteiten, waar de Venlonaar wordt uitgenodigd en uitgedaagd; een soort Quartier Latin sur la Meuse.
Maar heeft Venlo zo veel sprankelends in huis dat er een cultuurwijk mee kan worden gevuld? Verstegen zelf noemt het lokale aanbod beperkt. Sander van Driel twijfelt en noemt Q4 de ultieme test voor de stad om zich op cultureel vlak te bewijzen.
Maar cultuurwethouder Peter Freij (GroenLinks), vorige maand nog tot prins carnaval gekroond, durft de stelling aan dat Venlo een echte cultuurstad is, “alleen komt dat te weinig op die manier naar buiten. We moeten ons meer op die manier profileren. We staan nog steeds hoofdzakelijk bekend om de drie D’s: druk, Duits en drugs.’ Cultuur in Q4 is in zijn ogen niet alleen beeldende kunst, het is ook muziek, mode, grafische vormgeving, design.
Juist in die laatste discipline hoopt de stad jonge, vernieuwende bedrijfjes van buiten aan te trekken. Het door de gemeente gesubsidieerde Bureau Koekoek is gestart met een poging in drie jaar 24 nieuwe creatieve ondernemers onder te brengen in de wijk. Het bureau richt zijn pijlen vooral op bedrijfjes die vormgeven in opdracht. Marcel Tabbers van Koekoek zegt zich in die taak een missionaris te voelen. “Venlo heeft geen verleden op dit vlak, creatieve industrie is een nieuw begrip.”
Wat zou een buitenstaander bewegen om zich in Venlo te vestigen? “In Amsterdam of Berlijn struikel je over de vormgevers, hier kun je nog iemand zijn.” Volgens Tabbers liggen in Duitsland veel kansen, waar nog veel maakindustrie zit en waar de creatieve industrie vaak nog te technisch van aard is. “In Nederland heeft die een goede naam, hier staat het vrije denken meer centraal, dat heeft Duitsland niet zo.”
De taak van Koekoek houdt niet op bij het over de streep trekken van ondernemers. Behalve een gunstig huurtarief en de synergie met gelijkgestemde ondernemers in de wijk biedt Koekoek de nieuwelingen een bedrijfsmatige opleiding en begeleiding bij het verwerven van opdrachten, met name in het Duitse achterland. Maar Tabbers en Verstegen beseffen dat Q4 niet alleen de biotoop van de designers mag worden. Autonome kunstenaars horen ook in de wijk, zoals André Wiehager, die zijn intrek heeft genomen aan de Maaskade.
Als het begint te schemeren, krijst zijn tl-licht in het voormalig winkelpand al van ver om aandacht. Een eenzaam ijsberende knaap op het trottoir speelt de ervaren padvinder die als enige het spoor naar de wiet nog kent. Binnen, tussen een opstelling die het midden houdt tussen een Emmaus-inventaris en expositie, vertelt Wiehager dat hij continu iets verrassends, iets verwarrends in Q4 verwacht. “Je moet iedere dag opstaan en je afvragen wat er vandaag weer voor geks staat te gebeuren.” Q4 mag in zijn ogen niet alleen het domein van marktgerichte creativiteit worden. “Veel van wat er nu zit, vind ik dubieus. Het zijn vaak frutsels die beter bij de Hema thuishoren, economisch rendabele onzin van de Design Academy.” Hij verlangt ook naar samenwerking tussen de verschillende deelnemers aan Q4, maar ook met andere wijkbewoners , “zoals Petatte Wiel en de allochtoon op straat. Daar hangt voor mij het succes van af.”
Maar het is onwaarschijnlijk dat zijn frietbakkende overbuurman daar op zit te wachten. Uitbater Dave Verstappen ziet liever dat alle drugsrunners uit de wijk verdwijnen, “dat is nog even erg als vroeger. Cultuur mag van mij, maar niet op de manier zoals het nu gebeurt. Er is veel te weinig open, er is geen continuïteit”. Hij wijst naar de atelierwinkeltjes aan de overzijde van de straat die hooguit drie dagen per week open zijn.
Het is kritiek die vaker in de wijk te horen valt, zoals ook bij kaasboer Herm Peulen, al 35 jaar zetelend in de Bolwaterstraat, de straat met het slechtste imago. “De voorbijganger ziet iets en wil naar binnen, maar dat kan nauwelijks. Dit is uit nood geboren, het is gedwongen kunst, alleen om de panden vol te krijgen.”
Q4 heeft in Venlo ook de naam een vrijstaat te zijn waar kunstenaars op kosten van de belastingbetaler verf in de rondte mogen slingeren, waarna ze er het etiket ‘kunst’ op plakken. Maar het enige voordeel dat de culturele ondernemers genieten is een lagere huur; daartegenover staat de onzekerheid van de tijdelijkheid. “Een normale ondernemer zou er niet aan denken om zich hier te vestigen. De Venlonaar gaat hier niet lekker wandelen. De kunstenaars zijn pioniers, ze steken hun nek uit”, zegt Verstegen. Ze verwacht dat de sceptici het project uiteindelijk zullen omarmen wanneer de resultaten duidelijk zichtbaar zijn. “Er moet meer op straat te zien zijn, de kunstenaars zitten op dit moment nog te veel binnen in hun werkhokjes. En de kracht van de gezamenlijkheid, het elkaar versterken is er ook nog niet.”
Op termijn zullen alleen de creatieve ondernemers die de marktconforme huur kunnen betalen een vaste plek in de wijk verwerven. Iemand als Wiehager zal nagenoeg zeker moeten vertrekken, zijn werk is zo tegendraads dat het moeilijk verkoopt. Tegelijkertijd is zijn aanwezigheid onontbeerlijk voor een culturele wijk als deze. De laboratoriumfunctie zal de wijk echter alleen de eerste jaren hebben, als de panden nog sjofel zijn en de huren laag. Daarom is Q4 juist nu op zijn spannendst, nu de mogelijkheden het grootst zijn. “Ik leef van dag tot dag, al zit ik hier maar drie jaar. Voor mij is dit een experimentele fase”, zegt Sander van Driel. ”Normaal ga je van punt A naar punt B”, zegt Tieneke Verstegen. “Nu zitten we op een weg waarvan niemand het einddoel kent. Die onzekerheid is ook een enorme kracht.”