In de reeks Oude en jonge klassieken in tijden van corona schrijft Wido Smeets vandaag over Brieven uit Rodez van Antonin Artaud.
Antonin Artaud werd door een meerderheid van de Fransen gezien als een weliswaar naar krankzinnigengestichten verbannen, maar nog steeds levend denker en schrijver die openlijk kon uitkomen voor wat hij dacht. Zo omschreef hij althans zichzelf, op 27 november 1945, vanuit het zwakzinnigengesticht in het Zuid-Franse Rodez, in een brief aan zijn uitgever.
Acht jaar zat Artaud, acteur, theatervernieuwer en schrijver, vast in gestichten. In Rodez kreeg hij 58 elektroshocks, in die tijd een gangbare ‘therapie’. Ze lieten de met een fantastisch taalgevoel gezegende Artaud stamelend en verdwaasd achter.
In 1945 werd hij vrijgelaten, geestelijk vermolmd, lichamelijk een wrak. Twee jaar later bleef de jonge Hugo Claus perplex achter op een terras in Parijs toen hij een magere, tandeloze junk voorbij zag schuifelen. Het was Artaud. Er kwam nog een benefiet, met Camus, Gide, Picasso, Braque en andere Parijse coryfeeën, maar het was te laat. Een jaar later was hij dood.

Antonin Artaud, 1926
De vorige maand in vertaling verschenen Brieven uit Rodez waren mijn eerste kennismaking met Antonin Artaud (1896-1948), vooral bekend als vernieuwend theatermaker die de oerangsten en oerdriften van de mens op het toneel wilde brengen, en daar weinig succes mee oogstte. Hij was, zoals dat heet, zijn tijd ver vooruit.
De brieven maken duidelijk dat het diezelfde angsten en driften waren die hem in het gesticht brachten en tot zijn ellendige einde hebben geleid. Artaud huivert niet om zijn wanen breed uit te meten, in een koortsachtige, breed uitwaaierende taalerupties die bij tijden aan Céline doen denken.
Artaud was zo gek als een deur. Hij roept een wereld op die beheerst wordt door duivelse machten, wijd vertakte complotten en geheimzinnige sekten die aan zwarte magie doen. Hij zegt zijn leven te hebben besteed aan het opsporen ‘van alle sekten die het op het bewustzijn van de mens hebben voorzien. En ik geloof dat ik ze allemaal ken.’
En jazeker, hij was zelf een van de slachtoffers. ‘Maar niemand die het geloven wil, want het is de truc van de ingewijden om zich in het lichaam van anderen te nestelen om hen die hen aanklagen buitenspel te zetten en ze in de gevangenis of het gesticht te brengen.’
En de mensen? Ze vervelen zich dood, ‘zo hartgrondig dat ze niet beter meer weten. Ze gaan naar bed, vallen in slaap, staan op, wandelen een stukje, eten, schrijven, ze slikken, halen adem en schijten als een machine de hele toonladder af, als iemand die zich er al bij heeft neergelegd dat hij onder de zoden ligt en die aan het landschap is overgeleverd als een slaaf die men op het schavot van zijn afgebeulde lichaam heeft vastgebonden en blootgesteld aan praatjes, goedemorgen, goedenavond, hoe gaat het, mooi weertje niet, en beetje regen zal de aarde goed doen, wat zijn de nieuwsberichten (…).’
En zo gaat het maar door. Subliem.
WIDO SMEETS
Antonin Artaud, Brieven uit Rodez. Uitgeverij Helwegen.