ONVERHARDE WEGEN

Een lichtgeel kostuum droeg ik als meisje, tot boven gesloten.
Zelf naaide ik de knopen, bond mijn vlechten strakker.

Nooit eens een blauw oog of gebroken arm.

Fossielen bewaarde ik in zelfgevouwen doosjes.
mannen fluisterden: het glanst zo mooi.

Strikt genomen is het zondagochtend.
Ik kan Bach opzetten, een hond huren,
alleen dauw is niet te koop.

Ik zoek de onverharde wegen richting grens
rijen bomen om het geluid te dempen
vogelverschrikkers die de kosmos aanwijzen
en een ik die wat ritselt in de struiken
slay slay slay.

MAAIKE DE WOLF

 

Uit: Maaike de Wolf, De dansvloer is van iedereen
Amsterdam/Antwerpen, Uitgeverij De Arbeiderspers, 2024