Ja, lekker
“Wil je een ijsje?” vraag ik aan mijn vrouw.
Het is begin juni, half elf in de avond en we zitten te genieten van de warmte van de nazomer op het terras van het visrestaurant bij de haven van Portopalo di Capo Passero, een klein vissersdorp op de zuidelijkste punt van Sicilië, waar Ionische en Middellandse Zee in elkaar overvloeien. Een dorp met wit geschilderde huizen, die door de felle zon en de zilte zeewind helemaal zijn verweerd. En een dorp waar de kerk van de Heilige Gaetano geen haan op de toren heeft, maar een zwaardvis.
Toeristen komen er nauwelijks, al zijn er plannen van Duitse investeerders om de historische tonnara (een soort fabriek waar vroeger de vers gevangen tonijn voor consumptie werd bereid) en het foeilelijke rood-witte kasteeltje Tafuri van de adellijke familie di Belmonte aan te kopen om er een welnesscentrum van te maken.
Ik denk daar maar even niet aan, we hebben goed gegeten en naar de al vroege zonsondergang achter de heuvels gekeken. Een avond om elke tien minuten tegen elkaar te zeggen dat je nog steeds verliefd op elkaar bent.
“Wil je een ijsje?”
“Jij?”
“Dat vroeg ik niet. Wil jij een ijsje?”
“Alleen als jij er ook eentje neemt.”
Als je niet echt verliefd bent, zeg je dit soort dingen niet op deze manier tegen elkaar.
Ik moest die avond denken aan de tijd dat ik aan de universiteit van Heidelberg studeerde. Een van de andere Nederlandse studenten was Antonio Belfi, zoon van Italiaanse ijsmakers in Nederland. Hij vertelde mij dat zijn familie uit een klein Noord-Italiaans dorp kwam en dat daar niet allen de beste Nederlandse ijsmakers maar ook de beste ijsmakers van Italië vandaan kwamen. Ik had nog nooit van Belfi gehoord. Hij nodigde mij uit om het ijs van Belfi in Nederland te komen proeven. In Leiden, dacht ik. Ik ben er tijdens een vakantie heen gegaan. Wat een belevenis, wat een lekkernij! Als een klein kind heb ik me misselijk gegeten aan Belfi-ijs.
Maar Antonio Belfi, toen ik nog op Sicilië woonde, wist ik waar écht het lekkerste ijs wordt gemaakt. Op Sicilië dus. Van verse sinaasappelen, van amandelen, van chocola, van pistachenootjes, van mango, van cactusvruchten, van peren, appels, aardbeien, rabarber, mandarijnen en van mijn favoriete citroenen, het liefst met een beetje peper erdoorheen. Dat is ijs eten, niet omdat je je er misselijk aan kunt eten en niet omdat het lekker is als toetje na een goede maaltijd. Nee, dat is ijs eten als een sensuele ervaring, als puur genot: Langzaam lepelen totdat het bakje leeg is. Het liefst wil je nog een tweede bestellen, maar dat doe je niet, omdat je weet dat dan de sensatie weg is. Het verlangen ook.
“Wil je een ijsje?”
“Mm, ja, lekker.”