Waar A.H.J. Dautzenberg zich meldt, lijkt controverse nooit ver weg. In zijn libertijnse roman De vijf lijkt de ophef opnieuw ingebakken. PAUL VAN DER STEEN sprak de auteur. ‘Pas als ik het donkere aansnijd, worden mensen wakker.’
Tijdens het schrijven van De vijf zat Anton Dautzenberg na het werk geregeld rillend op de bank. Maartje, zijn vrouw: ‘Je was ziek van het schrijven. Een fysieke reactie op wat je had bedacht.’ Anton: ‘Soms vroeg ik me af waar ik de gruwelen vandaan haalde.’
De nieuwe roman De vijf van A.H.J. Dautzenberg (Heerlen, 1967), over de seks- en geweldsavonturen van vier jonge meiden, stelt ook de lezers op de proef. Ze krijgen een enorme hoeveelheid bloed, poep, plas, snot en sperma voorgeschoteld. Ondertussen komen hele bevolkingsgroepen, zoals kinderen, bejaarden, joden en asielzoekers, aan de beurt. Het boek krijgt soms wat lucht door Dautzenbergiaanse elementen als veelvormigheid, bizarre humor en zelfspot. En, zoals eveneens gebruikelijk, neemt de auteur ook een loopje met zichzelf.
Thuis in Tilburg vertelt Anton Dautzenberg over zijn beweegredenen voor het schrijven van dit boek. ‘Ik wilde graag kijken hoe een Nederlandse libertijnse roman er in deze tijd uit zou kunnen zien. Welke vorm krijgt dat? Dus ben ik er open ingestapt.’
Want zoiets bestond nog niet?
‘Je vindt wel de nodige erotiek, en oh la la. Maar het echte werk is nauwelijks te vinden.’
Wat is dat echte werk?
‘Dat het onaangenaam wordt. De enige, echte libertijnse roman in de Nederlandse literatuur, die ik die naam zou willen geven, is Van den vos Reynaerde (1250). Dat is natuurlijk wel een hervertelling van Franse bronteksten, maar veel en veel venijniger. De vos is daar echt een libertijn, die helemaal losgaat op het gebied van seks en geweld. Dat gaat ver. Hij neemt niet alleen genoegen met iemand aanpakken. Nee, diegene moet echt worden vernederd. Hij pist het kroost van de wolf blind. Hij laat de wolf en zijn vrouw levend villen. Hij verkracht de vrouw van de wolf. Hij sodomiseert de haas. Het is echt het enige werk dat in de buurt komt van buitenlandse werken, zoals die van markies De Sade.’
Dat is de maat der dingen als het gaat om libertijnse romans?
‘Nou, ik las laatst Deuteronomium nog eens. Eigenlijk is dat het meest gruwelijke boek ooit. Veel erger dan je denkt. Vréselijk! De God van het Oude Testament is een misogyne narcist met smetvrees. De joden worden bestempeld tot het uitverkoren volk en krijgen van hem een vrijbrief om te moorden. Vredesverdrag of overwonnen volkeren sparen wordt hen verboden. Dat komt elke keer terug. En dat vormt dan de basis voor onze joods-christelijke traditie.’
Wat dreef je – los van de vorm en zijn geschiedenis – om dit boek te schrijven?
‘Mijn oeuvre draait grotendeels om de rafelranden van de moraal, om grenzen. Waarom zijn ze er? Wat zeggen ze? Hoe functioneren ze? In welke zin belemmeren ze? In welke zin helpen ze? De echt donkere kant heb ik daarbij weleens aangetikt, maar ik heb me er nooit vol op gestort. Dat moest nu maar eens gebeuren. Als een soort exorcisme: door het zwarte naar het licht.’
‘Seksualiteit en geweld zijn driften die geen motief nodig hebben om zich te manifesteren’
Waarom moest het gebeuren?
‘Seksualiteit en geweld zijn driften die geen motief nodig hebben om zich te manifesteren. Dat fascineert me aan de mens. Dat ze toch voor een deel speelbal zin van die driften. Dat wilde ik een keer onderzoeken in een boek. In de kunst wordt altijd maar weer het sublieme verkend. Het abjecte niet. Dat wilde ik juist gaan uitvergroten. Om te kijken hoe dat functioneert en wat dat doet. Hoe is dat vorm te geven in literatuur?’
Zit er ook maatschappelijk engagement achter?
‘De vrijheid van denken neemt af. We schuiven veel verantwoordelijkheden van ons af door bureaucratisering, technocratisering. Die sturen ons bepaalde kanten op. De menselijke geest past zich dan snel aan. Ook het gruwelijke went, kijk maar naar het journaal. Het gevoel van: “Nu weten we het wel”. In De vijf speel ik daarmee. Ik noem het wel vaginaverveling en anusabundantie.’
Denk je niet dat veel mensen hun beeld over Dautzenberg weer bevestigd zien?
‘Hoe schat jij de reacties in?’
Sommige lezers zullen je beschuldigen van vrouwenhaat en racisme.
‘Ik weet: blaffende honden bijten niet. En op de sociale media wordt veel geblaft. Maar ik zit er niet op, ik krijg dat helemaal niet mee. En het stadium van bang zijn ben ik eigenlijk voorbij. Ik hang ook niet zo erg aan het leven. Dus dat is niet iets om je druk om te maken. Niet dat ik dood wil, hoor. Nee, ik heb het fijn met mijn vrouw, mijn familie en mijn vrienden, ben wat dat betreft een gezegend mens. Maar wat ik vertegenwoordig of wil vertegenwoordigen, moet worden bevochten. Ik ben opgegroeid met Reve, Hermans en Celine. Allemaal mensen die niet pleasend waren en daar ook om gewaardeerd werden.’
Veel mensen zullen bij jou denken dat je shockeert om het shockeren.
‘Dit boek is ook een farmacon: gif en geneesmiddel tegelijk. Het gif zal wel weer worden gezien, maar het geneesmiddel niet: het tegendeel dat wordt opgeroepen, de spiegel, het commentaar. Het wordt waarschijnlijk verengd tot “Oei, oei, kijk eens wat-ie allemaal durft te schrijven”.’
Dat zit er niet achter?
‘Nee. Ik maak trouwens ook heel andere dingen. Zo werk ik met veertien kunstenaars uit verschillende disciplines aan een natuursonnettenproject. Ik heb groen licht gekregen voor een filmscenario over de Kleine Shoah, de na de oorlog terugkerende joden die opnieuw niet gewenst waren.
Mijn voorlaatste boek, Ogentroost, ging over Francis en Clara, over het Zonnelied. Totaal genegeerd. Terwijl het in mijn ogen mijn beste boek was. Geen interviews. Geen lezingen. Niks. Pas als ik het donkere aansnijd, worden mensen wakker.’
Mis je waardering?
‘Nou ja, als ik de laatste jaren naar mijn inkomen kijk, zweef ik rond de armoedegrens. Dat is natuurlijk niet fijn. Ik zou graag college geven over literatuur, weet daar veel van en ben een goede docent. Maar ze durven het niet meer aan. Ik heb dat bij Fontys gehad. Een ouder googelt en die roept dan het bestuur ter verantwoording. En dan kun je moven. Terwijl onderwijsstudenten juist vrij moet leren denken.’
Word je ook belemmerd bij het uitgeven van je werk?
‘Bij Atlas Contact gaat het minder goed. Daar zeggen ze: we moeten meer naar de markt gaan luisteren. En de nieuwe generatie lezers wil geen complexe, moeilijke boeken meer. Daar moeten we rekening mee houden. Ze zijn nu de schrijvers op aan het schonen. En de zombieschrijvers, die meer kosten dan ze opleveren, daar zit ik bij.’
Dus die druk voel je?
‘Dat wordt ook uitgesproken. Dan krijg je voor het eerst niet zomaar een contract voor je volgende boek. Na twintig boeken. Want de markt, altijd weer die markt. En dit boek geven ze uit, maar dat heeft wat voeten in de aarde gehad. Mensen zijn allemaal bang. De rendementen zijn doorslaggevend. Toch het marktdenken. Dat is doorgeslagen. En het kan hard gaan. Als NRC je boek bijvoorbeeld niet bespreekt, kopen de boekhandels het niet in en dan heeft dat consequenties voor het volgende boek. En zo glijdt het langzaam naar beneden. Maar het amuseert me ook wel een beetje, die neergang. Ik ga er gewoon dwars doorheen. Als er geen ruimte meer voor is, dan is dat zo. Maar ik ga niet meebewegen, niet pleasen. Ik schrijf wat ik schrijf.’
A.H.J. Dautzenberg – De vijf. Roman. Atlas Contact, 2024.