Ondanks zijn 95 jaar werkt Gerard Caris altijd en overal: in de woonkamer, in de keuken, in de tuin, in bad. Alles is atelier, zijn huis is gevuld met vijfhoekige vormen. ‘Veel mensen vragen zich af of dit kunst is. Voor mij wel.’

Wat is een rhombohedron? Had het me gisteren gevraagd en ik had gedacht aan een exotisch virus, een nevelsliert in een ver sterrenstelsel of een mineraal in het diepste van de aarde. Of is het toch een suffige kamerplant?

Vandaag schuifel ik door het atelier en woonhuis van kunstenaar Gerard Caris en leer dat een rhombohedron, of romboëder, een uit ruitvormige vlakken opgebouwde geometrische figuur is. Samen met andere mathematische modellen, zoals de gelijkzijdige vijfhoek en de dodecaëder, vormt de rhombohedron de basis van de tekeningen, reliëfs en sculpturen die Gerard Caris (Maastricht, 1925) al decennialang maakt. Vormen die volgens zijn ontwerpen oneindige voortzettingsmogelijkheden in zich dragen – zij het dat ze nu wel tegen de eindige grenzen van zijn Maastrichtse woning aanschurken. Lopen in dit huis is manoeuvreren. Reliëfs uit polystyreen en hout aan de muren, schilderijen in stapels naast archiefkasten vol tekeningen. Schetsen voor nieuwe sculpturen liggen klaar op de keukentafel en onderdelen voor andere kunstwerken bevinden zich in de badkuip. Caris: ‘Werken en leven zijn hier één.’

Vijfhoekige stoelen in de woonkamer staan naast ontwerpen voor pentagonale washandjes, vijfhoekige deurknoppen en dito riemgespen. Een serie metalen beelden bevolkt de tuin en binnenplaats, vergezeld door een prototype van een pentagonale woning. Sculpturen in metaal en kunststof hangen aan de plafonds en een grote glazen cilinder met een vloeistof die vijfhoekig schuim produceert staat midden in de gang. ‘De vloeistof in deze bellenmachine is een recept dat ik zelf heb ontwikkeld, om aan te tonen dat vijfhoekige vormen wel degelijk in de natuur kunnen voorkomen. De wetenschap heeft dat lang ontkend, daar verklaarde men me voor gek.’

Waarom?
‘Het idee van een natuurlijke vijfhoek was voor wetenschappers onacceptabel, omdat ze het niet konden zien. Volgens de wetenschap is de natuur economisch en gebruikt ze als bouwstenen dus alleen maar vierkanten, driehoeken, cirkels en zeshoeken: vormen die geen loze ruimte veroorzaken. De vijfhoek paste niet in dat rijtje, dus ze dachten dat ik maar wat riep. Maar met de microscopen van tegenwoordig zien we meer, en het blijkt dus toch te kloppen. Je vindt de vijfhoeken bijvoorbeeld in bepaalde kristallen terug.’

Waarom dacht u dat het wel kon?
Ik ben geen wetenschapper die dingen bedenkt, maar een kunstenaar. Ik gebruik mijn handen, ik maak dingen. Dus als ik bezig ben met geometrie, dan is het ‘hands-on geometrie’. En door het maken ontdekte ik dat het wel moest kunnen. Toch hield men vol dat het verspilde moeite was, studenten mochten zich er niet mee bezig houden. Men noemde die tekeningen van mij zelfs ‘het verboden kristal’.

Caris is in een fauteuil gaan zitten en reikt me van alles aan: uitnodigingen van tentoonstellingen (‘Zie je, in 1969 bij het Bonnefantenmuseum, dat was de eerste moderne expositie in Maastricht’), klappers met foto’s van zijn reizen, boeken over zijn werk. Maar ook foto’s van boortorens en wolkenkrabbers. ‘Ik had jaren in de olie-industrie gewerkt, op allerlei plekken in de wereld, kunst had altijd mijn interesse. In 1957 volgde ik een opleiding filosofie en kunst in New York, en tijdens een van de lessen herkende ik me heel sterk in een uitspraak van Plato over vormenschoonheid. Hij stelt dat iets dat recht of rond is, niet alleen de voorkeur heeft boven iets wat kronkelig en onregelmatig is, maar zelfs een absolute schoonheid bevat. Het waren woorden die ik van binnen kon voelen.

Dus toen ik vlak daarna de grillige kunst van abstract expressionisten als Willem de Kooning en Jackson Pollock zag, voelde ik Plato’s afkeer. Elke vrijdag gingen we naar de galerie-openingen in Manhattan, het was eind jaren vijftig, het was abstract expressionisme wat de klok sloeg. Jackson de druiper, daar kon ik nog wel wat mee. Die werken toonden tenminste nog actie. Maar De Kooning had toen de Woman Series, en die vrouwen van hem waren vreselijk geschilderd. Die dekselse De Kooning hing werkelijk overal.

Toen ik een uitnodiging van een Amerikaanse oliefirma kreeg om voor hun te werken, vluchtte ik weg van de kunst, naar de rust van mijn boortorens, naar de sublieme ervaring in de woestijn. En daar, in de boorkernen die naar boven kwamen en in de vormen van de gesteentes herkende ik die Platoonse schoonheid weer. Recht of rond.

Wanneer ik hier naar die bellenmachine in de gang kijk en zie hoe in dat schuim rechte vormen ontstaan en dodecaëders verschijnen, dan voel ik de waarheid van dat gegeven. Ik voel die schoonheid. Dat zat al in de allereerste kunst die ik hier in Maastricht toonde en dat is de kunst die ik nog altijd maak. Een hoop mensen vragen zich af of dit kunst is. Voor mij wel.’

Omsingeld door vijfhoeken in ontelbare varianten krijg ik een vreemde sensatie. Een atelierbezoek voelt vaak als het binnengluren in iemands hoofd en ideeën – hier wordt het bijna tastbaar. Ik zit tegenover Caris, luister naar zijn verhaal en bevind me in zijn brein; ineens zie ik de wereld vanuit een vijfhoekig perspectief.

Maar ís de vijfhoek wel het onderwerp van zijn kunst? Want hoewel zijn kunstwerken geometrisch, precies en mathematisch zijn, is het onderwerp van zijn kunst niet de geometrie. Het is niet eens abstracte kunst, maar juist hyperrealistisch: Gerard Caris zoekt in zijn kunst naar bouwstenen van alles wat in deze wereld aanwezig is. Naar de voor ons onzichtbare schoonheid van virussen, sterrennevels, mineralen en suffige kamerplanten. Rombohedrons, tot in het oneindige.

JOEP VOSSEBELD

Dit is het zevende deel in een reeks over kunstenaars en ontwerpers in hun werkomgeving.