Met zijn subsidies was het Prins Bernhardfonds jarenlang steun en toeverlaat voor culturele instellingen en een stimulans voor jonge kunstenaars. Dat blijft zo, maar de ‘status aparte’ die Limburg had, is verleden tijd. De loterij van het fonds maakt plaats voor een collecte.
Van spitfires naar sieraden
“Een geweldige belevenis, dat was het.” In 2004 kreeg Jo Eyck uit handen van prins Bernhard en koning Beatrix de Zilveren Anjer uitgereikt, vanwege zijn verdiensten op het gebied van de hedendaagse kunst. De Zuid-Limburgse verzamelaar had net het Hedge House, een paviljoen in zijn kasteeltuin in Wijlre geopend om het publiek te laten kennismaken met zijn kunstverzameling.
“Maar dat was het niet alleen”, zegt Eyck. “Ik kreeg de anjer ook omdat ik jarenlang actief ben geweest in de Vereniging Rembrandt, Limburgs Kunstbezit en de Sikkens Foundation.” Philippe Houben, de toenmalige burgemeester van Maastricht, had hem nog toegefluisterd: “Jo, het is de mooiste onderscheiding die je kunt krijgen omdat alleen vrijwilligers ervoor in aanmerking komen.”
Voor de Limburgse afdeling van het Prins Bernhardfonds was de huldiging van Eyck eveneens bijzonder. De Zilveren Anjer, die jaarlijks door het fonds wordt uitgereikt aan Nederlanders die zich verdienstelijk hebben gemaakt op het gebied van kunst, cultuur en natuurbehoud, komt niet zo heel vaak in Limburg terecht. “In verhouding met de rest van het land te weinig”, vindt Sjeng Scheepers, vice-voorzitter van de Limburgse afdeling, die behalve Eyck de namen van Antoon Creusen van het Wereld Muziek Concours, en de natuurbeschermers Piet Janssen en Jan van Susante uit zijn geheugen trekt. Dat Limburg onderbedeeld wordt, mag de provinciale afdeling ook zichzelf aanrekenen, vindt Scheepers. “We moeten er beter bovenop zitten om mensen te scouten die voor de anjer in aanmerking zouden kunnen komen.”
Het Prins Bernhardfonds, door de flamboyante prinsgemaal ooit als Spitfire-fonds opgericht om wapens te kunnen kopen, besteedt jaarlijks achttien miljoen euro aan projecten op het gebied van kunst, cultuur en natuurbehoud. In Limburg – en ook dat is beneden het gemiddelde – werd de laatste jaren tussen de vijf en zes ton aan subsidies uitgekeerd. Elke provincie heeft een eigen afdeling, met de commissaris van de koningin als voorzitter. De beschikbare gelden komen van de Bankgiroloterij en de Stichting Doen, van donateurs en de jaarlijkse Anjercollecte.
Jarenlang koesterde de Limburgse afdeling een soort ‘status aparte’: in plaats van de collecte was er een loterij met honderd prijzen. Bijna de helft van die prijzen waren werken van Limburgse kunstenaars en vormgevers, onder wie schilder Eric Toebosch, keramist Sjer Jacobs, designer Maurice Mentjens en sieradenontwerpster Merle Anderson. Het doel van die aanpak was tweeledig, legt Scheepers uit. “De loterij was een stimulans voor jonge kunstenaars, terwijl er via de prijswinnaars toegankelijke kunst in de Limburgse huiskamers terechtkwam.”
De glazen anjer die Ruth Houkes (zie foto) dit jaar ontwierp, was echter de laatste in die reeks. De minister van justitie staat de loterij niet langer toe. Deze zomer werden voor het laatst loten aan de man gebracht. Met ingang van 2008 verdwijnt de jarenlang gekoesterde uitzonderingspositie; in juni houdt het Prins Bernhardfonds in Limburg zijn eerste collecte.
Scheepers heeft er een dubbel gevoel bij. “Een mooie traditie verdwijnt, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de inkomsten van de loterij gestaag terugliepen. Net als de aanvragen voor subsidie trouwens. De mogelijkheden die het fonds biedt voor kunst- en cultuurprojecten zijn kennelijk wat in de vergetelheid geraakt.”
Door de nieuwe opzet hoopt het fonds zijn bekendheid wat te kunnen opvijzelen. “We hebben er belang bij dat het blijft leven”, zegt Matu Huijbregts, lid van de kunstcommissie van het fonds. Ze wijst er op dat er de laatste jaren nieuwe subsidierichtingen zijn gevonden in de podiumkunsten en poppodia. Desondanks blijken harmonieën en fanfares, die jaarlijks met een kwart van het budget aan de haal gaan, het beste de weg te weten richting subsidiepotten van het fonds.
Hoe de collecte precies zal worden ingericht, is nog niet helemaal uitgekristalliseerd. De verenigingen, die de collectanten zullen moeten leveren, vandaan moeten komen – zijn nog niet op de hoogte gesteld. De collecte kan hen een interessant bedrag opleveren, zegt Scheepers: “Ze krijgen eenderde van de opbrengst. Het mogen trouwens ook verenigingen en instellingen zijn die bij ons niet voor subsidie in aanmerking komen, zoals sportclubs. Die kunnen zo toch aan extra inkomsten komen.”
Dat collecteren anno 2007 een heikele zaak is, weet Scheepers als geen ander. De risico’s – en de daarmee samenhangende afname van vrijwilligers – zijn hem bekend. Over niet al te lange tijd, verwacht hij, zal collecteren via internet zijn opwachting maken.
Hoe het zij, de rol van het Prins Bernhardfonds is belangrijk genoeg om de omschakeling te laten slagen, vinden Scheepers en Huijbregts. Om dat te onderstrepen sommen ze uit het hoofd een handvol initiatieven op die steun kregen van het fonds: de openingen van het theaterseizoen in Maastricht (het Parcours) en Venlo (de Ouverture), het Limburgs Museum, de archivering van Limburgse films (Lifra) en de openingsexpositie in het NAi Maastricht.
Koningin Beatrix met de door Ruth Houkes uit Horn ontworpen glazen anjer. foto Prins Bernhardfonds