Een biografie kan ook te veel prijsgeven, oordeelt Godfried Bomans-fan AN OLAERTS. Anderhalve week lag ze in bed met Vleugelman. ‘Baksteen is het, 824 bladzijden in twee harde, gele kaften vastgenaaid. Het enige wat ik ervan krijg is zin om Bomans zelf te lezen.’

‘De waarheid is wat ik ervan maak’, zei Godfried Bomans. Hoogst amusante leugenaar was hij. De biografie van Gé Vaartjes laat onophoudelijk zien waarom Bomans de boel zo heerlijk belazerde. Omdat de werkelijkheid doorgaans de moeite van het meedelen niet waard is. 

Blijf uit de buurt van mensen die álles vertellen, zoals het écht is gebeurd ook nog. Niks is zo ergerlijk als dat. Wat waar is, is in het beste geval langdradig. Terwijl Godfried Bomans (1913-1971) prins was in zijn eigen beknoptheid. Zijn leven lang heeft hij uit alle macht geprobeerd om aan zijn binnenste verdriet te ontsnappen, duikt er meer dan 50 jaar na zijn doodskist een waarheidsgetrouwe biograaf op. Vleugelman vangt hem voorgoed onder een net met een miljard gaatjes, vakkundig dichtgeknoopt.

Het is treurig om Bomans in zijn biografie te zien zitten, zonder jasje, zonder pijp en zonder alfabet. Albrecht Dürer tekende in 1512 een prachtige vleugel, met pennen, dons, het juiste pluimage en levensechte kleuren. Maar de scharrelaar zelf zat toen al nooit meer met dichtgeknepen oogjes in de zon. Ik wil helemaal niet alles zien. Ik wil niet weten dat Godfried Bomans een prutser was in bed omdat hij zijn moeder eindeloos miste. Wat hij zelf schrijft is zoveel interessanter: ‘Het voordeel van een Spartaanse en gevoelsarme opvoeding is dat later alles meevalt en steeds feestelijker wordt, maar het nadeel is ook niet mis. Je houdt je hele leven de trekken van een jongetje dat lief gevonden wil worden.’

In 1821 ging een vrouw dood. Ze was pas 38, moeder van drie. Het kleinste jongetje was drie. Joseph heette hij. Toen zijn vader vertrok, mocht hij niet mee. Vader Bomans nam alleen zijn verdriet en zijn oudste zoon mee. Bestemming onbekend. Twee kleine opdondertjes liet hij achter. Zo kwam Joseph in een gesticht voor wezen terecht. Hij bleef er tot hij twintig was. Daarna volgden twaalf stielen, dertien ongelukken. 

Joseph verloor beide benen, kreeg tien kinderen, waarvan er maar eentje groot werd: Jan Michiel. Hij was grootvader van Godfried Bomans. Jan Michiel kreeg zes kinderen en sleepte zijn familie van hot naar her. De biograaf telt 23 verhuizingen, wilde avonturen, een hoop gedonder en een opvliegend karakter. Bij Bomans was het altijd wat. Het was alleen nooit zachtaardig. 

Godfried Bomans rond 1950. foto privécollectie.

Op een dag sprak vader Bomans: ‘Morgen ga je weg.’ De volgende ochtend stond de elfjarige Jan helemaal alleen op het perron met een koffertje, een viool en 500 gulden, mochten de paters zijn vergeten dat hij bij hen op kostschool kwam. Hij kreeg geen zoen, hij wilde geen zoen. En huilen hoefde ook niet. Voelen kon je maar beter laten. Enzoverder, enzoverder. Hij trouwde met een vrouw waar Godfried Bomans nooit één zin over heeft geschreven. Nochtans was het zijn moeder. 

Soms is een verlangen naar tederheid zo groot dat je het niet omzoomd krijgt. Al beschik je over al het borduurgaren op aarde, het blijft steken, in die biografie nog het meest. Pijnlijke kantjes had Godfried Bomans. In Vleugelman staat de vensterbank vol lelijke vazen. Gé Vaartjes heeft de bloembossen van verdriet met toewijding geschikt. Al die gekwetste stengels! Bomans was nog niet geboren of het liep al verkeerd. Trauma, zeggen ze, gaat vier generaties mee. Het is een lelijke zin, meer iets voor hulpverleners. 

Wil iemand alstublieft de sprookjes van Godfried Bomans nog eens uitgeven? Ik zat er eens mee aan het ontbijt in Nederland, jeugdherberg aan de rand van de Biesbosch. De zon viel op tafel en alles was goed. Het is jaren geleden, maar de spijt is gebleven. Ik had die Bomans nooit terug in de kast moeten zetten. Met wat minder goed fatsoen zou ik nu de echte leugen van Vleugelman kunnen lezen, in plaats van zijn autopsie.

Godfried Bomans was al lang dood toen ik werd geboren. Ik heb hem zelfs nooit op tv gezien. In de tijd keek ik naar Ome Willem en De Berenboot. In de boekenkast van mijn vader trof ik Erik, of het insectenboek aan, zwarte pocket, groene letters, lelijk jongetje op de kaft. Van satire kende ik de betekenis niet, maar van dromen in een pyjamabroek wist ik al behoorlijk veel. Iedere avond ging ik mee op avontuur met Erik Pinksterblom. Nu nog let ik onderweg soms op de stoep onder mijn laarzen. Het vergt een ontevreden aard om te verzinnen hoe één betontegel zou open kantelen om me binnen te laten in een ander leven. Bij Wiplala van Annie MG Schmidt heb ik precies hetzelfde. Hoe heerlijk zou het zijn om een klein vriendje te hebben om te slapen te leggen in een washandje naast mijn hoofdkussen! Helemaal anders dan een vuist van een biografie. 

Gelukkig ben ik ook in het bezit van Godfried Bomans. Korte berichten, een boekje uit 1970 van nog geen 100 bladzijden. Daarin lees ik met graagte wat Bomans zegt. ‘Wie eerlijkheid verwart met een door de feiten afgedwongen bekentenis, plakt het etiket van rozenwater op een beerput. Het etiket is lief bedoeld. Maar de beerput blijft stinken.’ Op pagina 20 voel ik me gesterkt door de titel van een nieuw hoofdstuk: Die biografie komt er niet. Zie je wel, was mijn eerste gedachte, Bomans leefde nog, toen hij er al een hekel aan had. Uiteindelijk bleek het over de biografie te gaan van Charles Dickens. Die wilde hij zelf schrijven. Het is er nooit van gekomen.  

Liever zat hij aan tafel met zijn dochtertje op schoot. Hij vertelde haar het verhaal van de drie bleke schedeltjes in de tuin. Eva wist van wie ze waren, van drie ongehoorzame kindertjes. Bomans sloeg zijn armen om het meisje heen en zei: ‘Je hoeft papa maar even lastig te vallen en de lat gaat erover. Dat weet Evaatje wel, hè. De ijzeren stang met de weerhaakjes.’ Waarop Eva proestend aanvulde: ‘Koperen weerhaakjes.’ 

Pedagogisch niet bijster verantwoord, schrijft de biograaf van Vleugelman erbij. Welnee, goddank niet.

Gé Vaartjes, Vleugelman – Godfried Bomans 1913-1971. Amsterdam, Querido Facto, 2025