Kunstenaar en dichter Dorien de Wit verblijft als writer in residence aan de Jan van Eyck Academie in Maastricht. Na een jaar vol deadlines is ze vooral aan het grasduinen: ‘Ik gebruik deze tijd om te dwalen, om alles te kunnen en mogen doen.’
De schrijversstudio ligt aan het einde van een lange gang met een tiental deuren. Achter die deuren zijn hoge kamers die ooit zijn bedacht als kloostercellen, in een toen nog kerkelijke kunstacademie, waar studenten geconcentreerd konden studeren. In het TL-licht zou de gang met haar oranje en blauwe deuren evengoed een zorgcomplex of gevangenis kunnen zijn: zowel comfortabel als intimiderend.
De werktafel van Dorien de Wit (Den Bosch, 1980) is bezaaid met boeken, dichtbundels en schetsboekjes. Op de hoge witte muur achter haar knipsels uit tijdschriften, op de vensterbank een stapel gedichten. ‘Die liggen hier in de hoop dat ik een ingeving krijg, alsof ze liggen te rijpen.’ In een hoek plakken twee minuscule tekeningetjes op de muur, een deur en een raam getekend op een stukje plakband. ‘Ik moest even een uitgang maken en een uitzicht. Tekenen is misschien meer een mentaal ding dat mijn denken helpt en meestal niet is bestemd voor andere mensen. Ik teken altijd klein; iemand noemde het handformaat.’
Met haar bundel eindig de dag nooit met een vraag won Dorien de Wit de Poëziedebuutprijs 2022. Op de cover een van haar tekeningen: een hobbelige liniaal waarop getallen en afstandsstreepjes in de verkeerde volgorde staan. ‘Die liniaal had ik het liefst als titel gebruikt. Als ik iets moet zeggen over wat deze gedichten samenbrengt, dan is het de liniaal. De meeste tekeningen die ik maak verdwijnen in een la, maar deze tekening is heel belangrijk voor mij. Zelfs als de liniaal zou kloppen, meet je dan niet vooral de afstand van de liniaal zelf? Meet je niet steeds je meetinstrument?’
Hoe bedoel je?
‘Een vriend maakte een film over een eiland, waarvan hij ook de omtrek meet. Dat kan je doen in afgeronde meters, en dan denk je: dit is de omtrek. Maar als je in centimeters gaat meten, dan ga je veel meer bochtjes meenemen en in millimeters nog meer. Zo wordt dat eiland steeds groter. Dus wat is dan de waarheid? Ik zie die tekening van die liniaal als een relativering van wat we allemaal hopen te kunnen bevatten.’
‘Het is toch gek, dat je vol zit met organen die je nooit kunt aanraken?’
Is jouw werk dan het oprekken van wat we weten?
‘Vooral het oprekken van de waarneming. Deels visueel, maar ook de waarneming via je lichaam. Ik had een tijdlang problemen met mijn evenwichtsorgaan, waardoor ik voortdurend het gevoel had dat ik op een schip zat. Ik heb, mede daardoor, een fascinatie voor maar ook een wantrouwen naar het waarnemen van de werkelijkheid. Klopt het wel wat ik ervaar? In een van mijn gedichten beschrijf ik hoe ik nooit de binnenkant van mijn eigen lichaam zal kunnen zien. Het is toch gek, dat je vol zit met organen die je nooit kunt aanraken? Mijn vader heeft een paar jaar terug een openhartoperatie gehad. Ik heb zijn hart nooit gezien, maar zo’n chirurg heeft zijn hart gewoon vastgehouden, dat is toch eigenlijk heel intiem?’
In Amsterdam heeft Dorien geen atelier. Ze werkt thuis en schrijft veel op locatie. ‘Dan ga ik naar Schiphol of naar een wegrestaurant. Het werkt goed voor mij om voortdurend te veranderen van gewoonte. Dan ontdek ik weer iets nieuws, een bepaald café of zo, en dan denk ik “dit is de goeie formule!” Dan ga ik ’s ochtends daarheen om te werken. Dat werkt dan een paar dagen; daarna is die toverspreuk niet meer geldig en moet ik weer wat anders verzinnen. Het gaat om de balans tussen het vertrouwde en het vreemde. Daarvoor hoef ik dus niet naar Tokyo of zo, dat vind ik ook in een hotellobby bij mij om de hoek.’
Wat is de dagelijkse gewoonte op dit moment?
‘Niks spectaculairs, ik begin elke ochtend met het maken van aantekeningen. Dan heb ik iets gelezen of gedroomd en begin ik gewoon te schrijven, nog niet beïnvloed door de praktische dingen van de dag.’
Hoe groot is zo’n aantekening? Een paar regels, een zin?
‘Nee, nee, dat zijn hele lappen tekst. Ik heb één groot bestand in mijn computer en dat loopt het hele jaar door. Ik schrijf daar soms hele verhalen in, het is een totaal ongecensureerd iets, een open ruimte waar tekst nog geen doel hoeft te hebben.’
En dan na zo’n verhaal een paar enters en weer verder?
‘Geen enters, alles loop achter elkaar door. Het is een grote bak cement eigenlijk, zonder de bakstenen. Ik weet nog niet zeker of ik het verstandig vind om het terug te lezen, ik heb het idee dat ik vooral schrijf om mijn hoofd op te ruimen. Als ik het een paar dagen niet doe, dan raakt het verstopt. Ik heb ook een zekere angst om te schrijven, dus het is fijn om door die aantekeningen toch te kunnen beginnen. Daar komt ook die zin op de muur vandaan (ze wijst op een blad papier met de tekst “Dag moedige struisvogel”) Een vriendin noemt me zo, omdat ik mijn eigen teksten meestal niet durf terug te lezen. “O god, o god”, denk ik dan.’
‘Het werkt het beste als ik iets teruglees en dan niet meer herken dat het van mij is’
Werkt het dan het beste als je niet doorhebt dat je schrijft?
‘Het begint inderdaad vaak met dingen die ik met een half oog heb opgeschreven in die cement. Daarna blijf ik er wel een tijdje aan schaven, dan kan ik niet meer doen alsof ik het niet doorheb. Ik kan er lang over blijven piekeren, soms twee weken, soms twee jaar. Het werkt het beste als ik iets teruglees en dan niet meer herken dat het van mij is. Als dat gebeurt ben ik behalve schrijver ook een kritische lezer van mijn eigen werk.’
doriendewit.nl