Een persoonlijke vraag. Bekruipt u wel eens het gevoel dat u door de samenleving wordt opgeslokt, terwijl alles wat die samenleving zo verwarrend, verslavend en verdovend maakt, ook door u in stand wordt gehouden? Voelt u zich zowel slecht als schuldig, al is het maar omdat u het niet kunt laten om de hele dag op uw telefoon te kijken, omdat u nog altijd op X zit en uw boeken online koopt in plaats van in de winkel? Ik noem maar wat – misschien heeft u uw eigen redenen.

Ik moet hieraan denken dankzij de tienermeisjes uit Sedmikrásky (1966), het sardonische meesterwerk van Věra Chytilová dat deze maand opnieuw wordt uitgebracht. De hoofdpersonages van Sedmikrásky, oftewel Daisies in het Engels en Madeliefjes in het Nederlands, komen in de film tot harde conclusies over de maatschappij en hun eigen rol daarin. ‘Alles wordt verpest in deze wereld,’ zegt de ene Marie tegen de andere. ‘Hoe bedoel je, alles?’ ‘Je weet wel, alles. En als alles verpest wordt…’ ‘Dan wat?’ ‘Dan worden wij…’ ‘…ook…’ ‘…verpest.’ 

Precies, zo is het. Maar wat te doen? 

Marie en Marie gaan over tot anarchistisch verzet. Ze voeren hun verpestheid en verwendheid zo radicaal door dat het in revolte en (zelf)vernietiging omslaat. Een spoor van chaos en vernieling trekken ze, tot ze als het ware door hun eigen rebellie worden ingehaald. Bom erop, einde film.

De leegte van de maatschappij is hun persoonlijke leegte geworden

En wat stelt die opstandigheid nou precies voor? Marie en Marie versieren de ene na de andere rijkaard, verstoren met puberale branie een nachtclub en lopen op hoge hakken door een feestbanket. De leegte van de maatschappij is hun persoonlijke leegte geworden. 

Tegelijkertijd probeert Madeliefjes, met zijn psychedelische gebruik van kleurenfilters, onbesuisde montage en radicale stuwkracht, aan die leegte te ontsnappen – al is het maar via de route van de verbeelding. Fraai is de scène waar shots van opgeprikte vlinders zo snel achter elkaar worden gemonteerd dat de beestjes weer lijken te leven. Tenminste, dat is het effect dat die fladderende beelden op de toeschouwer hebben, als die zich open en ontvankelijk genoeg opstelt. Dat kenmerkt de hele film. Kijken is zelf een radicale esthetische daad, in Madeliefjes.

Vera Chytilová was een van de frontlopers van de Tsjechische Nouvelle vague, het losse verband van regisseurs die profiteerden van het relatief ontspannen klimaat in het socialistische Tsjechoslowakije van begin jaren zestig. Het regime had hervormingen doorgevoerd die het communisme een vriendelijker gezicht moesten geven. Een jaar of vijf, tot Sovjettanks in 1968 Praag binnen reden, was er heel wat mogelijk in het land, zolang je het maar niet te bont maakte en je kritiek op het gezag niet al te expliciet maakte.

Still uit Madeliefjes (1966)

Wat dat betreft was Chytilová brutaler en compromislozer dan veel collega’s. ‘Mensen zijn zowel wilden als estheten,’ stelde ze ooit. Over Madeliefjes kan precies hetzelfde worden gezegd. De film ziet er vaak adembenemend mooi uit – zie de scène waar de Maries plaatjes van voedsel uit tijdschriften knippen, en opeens het hele beeld uit surrealistische snippers bestaat – maar laat zich nooit temmen door een boodschap, eenduidige betekenis of conventionele verhaalstructuur. 

De Tsjechoslowaakse overheid verbood de film. Officiële reden was de feestbanket-scène, met zijn gulzige voedselverwoesting, maar de machthebbers zullen toch vooral moeite hebben gehad met de brutale toon en de manier waarop Madeliefjes de sluizen van de fantasie openzet. Vlak na de lancering werd de film uit roulatie gehaald: het is alsof hij even mocht vliegen en razen voordat zijn vleugels werden afgeknipt.

Maar die vleugels groeien altijd weer aan. Dankzij de digitale restauratie fonkelt, danst en rebelleert de film als nooit tevoren, en gelukkig maar: ook deze tijd heeft Madeliefjes nodig. Om ze water te geven, hoeft u alleen maar te gaan kijken.

Sedmikrásky / Daisies / Madeliefjes is te zien vanaf 6 maart.