Iedereen heeft zijn eigen utopie. Persoonlijk heeft het me altijd fantastisch geleken om deel uit te maken van een artistiek collectief of, nog beter, een kunstzinnige beweging.
Is het niet geweldig om gebroederlijk voor een bepaald artistiek ideaal te vechten? Is het niet vreselijk romantisch om je eigen visie en visioenen te herkennen in die van anderen en vanuit die gezamenlijkheid op de barricaden te klimmen? Broeierige discussies tot diep in de nacht, daar...
denk ik dan aan. Bedompte kamertjes waar in steeds dikkere sigarettenrook, onder invloed van alcohol en heel veel koffie, door de frontlieden van de beweging wordt beslist over de toekomst van de kunsten. Of, om het iets bescheidener te houden, die van de film.
In juni worden enkele beroemde Dogma 95-films heruitgebracht. Voor wie die term niets zegt: Dogma 95, misschien wel de laatste echte filmbeweging, was het initiatief van een aantal Deense filmmakers dat de cinema een grote opknapbeurt wilde geven: alle cosmetische rotzooi wegspoelen, zeg maar, om tot de kern van de filmkunst te komen.
Lars von Trier, Thomas Vinterberg, Kristian Levring en Søren Kragh-Jacobsen stelden een manifest op met tien Dogma-geboden. Deze ‘kuisheidsgelofte’ schreef onder meer voor dat de films op locatie moesten worden gedraaid, in kleur en zonder speciale belichting. De film moest op 35 mm worden gedraaid, met camera’s in de hand. Genrefilms waren verboden. ‘Verder zweer ik als regisseur af te zien van persoonlijke smaak. Ik ben niet langer een kunstenaar.’
Is het niet tijd voor een nieuwe filmmanifest? Wie durft?
Dit bedachten ze dus allemaal in zweterige Kopenhaagse kamertjes en bioscoopzaaltjes, stel ik me zo voor, doodmoe van de overgestileerde filmkost die hen uit alle windrichtingen toewaaide. En die tien geboden vormen dus de filosofie achter de Dogma-films die vanaf juni weer in de Nederlandse filmhuizen te zien zijn: Vinterbergs Festen (1998), Von Triers The Idiots (1998), Susanne Biers Open Hearts (2002) en Lone Scherfigs Italian for Beginners (2000).
Elk van deze moderne klassiekers opent met het officiële Dogma-goedkeuringscertificaat. Zonder dat ook maar één van de films aan alle gestelde eisen voldoet, trouwens. Het met een Gouden Palm bekroonde Festen, de beroemdste en beste film van het kwartet, is makkelijk in allerlei genres in te delen. Bovendien draaide Vinterberg zijn sardonische portret van een door misbruik geplaagde rijkeluisfamilie niet op film, maar op video.


Scene uit Festen (1998) van Thomas Vinterberg
Misschien ging het Vinterberg ook minder om een strikte naleving van de regels dan om de inspiratie en de geestdrift van het groepsgevoel. ‘Wat me ook aansprak, was het collectieve aspect,’ zei Vinterberg destijds. ‘Dat vier mensen samen een statement konden maken en in alle nederigheid een golf konden ontketenen. Het heeft volledig voldaan aan mijn verwachtingen. Het collectieve gevoel dat ontstaat door samen de sprong te wagen, is enorm stimulerend voor wat je probeert te doen.’
De Dogma-beweging had een hekel aan filmconventies, maar riep zelf weer allerlei nieuwe conventies en stijlclichés in het leven. Vanuit de hand gedraaid, grofkorrelig camerawerk kan dertig jaar na Dogma nog steeds een heel functioneel instrument voor realisme zijn – zie Sean Bakers Anora – maar de revolutionaire frisheid is er al lang van af. Goed mogelijk dat de Dogma-films nu gewoontjes of zelfs gedateerd overkomen.
Maar wellicht kunnen ze hier en daar toch opnieuw wat jonge ogen openen. De voorspelbaarheid van het hedendaags filmklimaat doorbreken. Bieden de Dogma-films, met hun rebelse los-uit-de-pols-karakter, niet perfect tegenwicht tegen de extreem gepolijste, aan scherpte en spektakel verslaafde cinema van de 21e eeuw?
Is het niet tijd voor een nieuw filmmanifest? Wie durft?
Vier Dogma 95-klassiekers, vanaf 5 juni in de filmtheaters.
Dit artikel is alleen toegankelijk voor Zout-abonnees.
Log in als u al abonnee bent of klik hier als u het wil worden. U krijgt er geen spijt van!
Abonneer nu