Een museum vol jonge schilderkunst voelt ongemakkelijk, constateert BEN VAN MELICK. Kijken curatoren, kunstenaars of kunsthistorici anders? “Onzekerheid levert spanning op. Goed gevoel in een museum! Maar de twijfels blijven.”
Zelden heeft de schilderkunst zo in de belangstelling gestaan als nu. Wie de recente tentoonstellingsagenda’s van de Nederlandse musea bekijkt, duizelt het. Ik doe een greep: Marlène Dumas in Eindhoven, Chérie Samba in Sittard, David Lynch in Maastricht, Helen Verhoeven in de Hermitage, Raquel van Haver en Maria Lassnig in het Stedelijk, Armando en Kiefer in Voorlinden, Pieter de Hooch in Delft, moderne realisten in Museum More in Gorssel.

Wordt het in dit bombardement van museale schilderkunst weer tijd je te wapenen, opnieuw te beseffen wat je ziet en wat er met je gebeurt als je een schilderij in ogenschouw neemt? Moeten de geschriften van Susan Sontag, John Berger en Mieke Bal over zien en kijken, over interpretatie en betekenis van het beeld, weer van de plank?
Eerst maar eens naar Bonn, eens kijken hoe ver je komt met het blote oog. Daar, in het Kunstmuseum, is de tentoonstelling Jetzt! Junge Malerei in Deutschland te zien, en het is een enerverende ervaring. Het verlangen gezien te worden spat van de muren. 53 jonge in Duitsland werkende kunstschilders, geboren in de jaren tachtig, tonen wat ze in hun mars hebben. Het museum presenteert meer dan 170 schilderijen, dus geen installaties, geen conceptuele kunst en geen multimedia. Het pure schilderen, met verf, op het platte vlak dat aan de muur kan, daar gaat het hier om.
“Ein Schnitt durch die momentane Gegenwart”, dat stond de curatoren, die voor drie musea (behalve in Bonn ook in Wiesbaden en Chemnitz) werk van meer dan 200 kunstenaars selecteerden, voor ogen. Ze waren simpelweg benieuwd naar het werk van de eerste generatie kunstenaars die opgroeide én met de nieuwe media én in een ongedeeld Duitsland – onderscheidende kenmerken waarvan ze de invloed met opzet niet wilden duiden. Tonen, dat wilden ze. In een land, in musea waar de schilderkunst altijd prominent aanwezig was, in een tijd waarin, ondanks de talrijke doodsverklaringen in het verleden, het schilderen wereldwijd springlevend is. De keurmeesters bezochten alle ateliers en legden naar eigen zeggen hun theoretische en ideologische bagage af. Ze selecteerden met het blote oog, in dit geval een geoefend oog.
Dat is terug in de tijd. Dat betekent formalistisch kijken: de betekenis van een kunstwerk en de kwaliteit ervan zijn volledig en alleen in het werk zelf te vinden. Close reading, close looking. Dat is durven in een tijd waarin het de verhalen zijn die de kunst betekenis geven. Ik probeer de curatoren te volgen in hun voornemen: gewoon weer oog in oog met de schilderijen, kijken wat dan gebeurt.
Een eerste wandeling door de zalen verwart. Verwondering raakt aan twijfel. De kunstwerken krijgen alle ruimte op de witte wanden om te schitteren óf te detoneren. Het ordeningsprincipe lijkt: optimale museale schoonheid in de confrontatie van stijlen.
Het is alsof je in een weelderige zomertuin loopt. Kleurrijke vormenrijkdom te hooi en te gras, maar geraffineerd geschikt: het hele veld tussen figuratief en abstract staat in bloei. Je beleeft een geheel en onderscheidt nog weinig. Sommige werken dringen zich meteen aan je op: bijzonder geslaagd of bijzonder mislukt. Maar je realiseert je al snel dat je in zo’n pandemonium weinig of geen houvast vindt om je waardeoordelen te staven. Wat explosief werkt op de zintuigen of wat pardoes in je brein buitelt, daar val je voor. Smaak speelt opeens weer een rol; het vertrouwde vraagt om voorrang.
Zo imponeerden mij enige abstracte expressionisten die de essentie van visuele schoonheid van vlak en lijn en kleur raakten. Pure esthetiek. De uitstraling van ernst en ambachtelijkheid, de rust en overtuiging in het werk van bijvoorbeeld Franziska Holstein, Paula Baader en Sumi Kim maakt je stil, maar wekt ook begeerte op. Bankrekening leeghalen en de grootste kamer van je huis uitruimen, floepte in mijn hoofd.
Goed gemaakt, dat geldt misschien wel voor alles wat er hangt, maar evenzeer springt in het oog het oppervlakkige spel met vorm en kleur in veel werk, zelfs zichtbaar in het affiche van de expositie. Dat voelt ongemakkelijk. Zie ik het niet? Ik ben geen curator, beeldend kunstenaar of kunsthistoricus. Kijken die anders? Die onzekerheid levert spanning op. Goed gevoel in een museum!
Geen museale of theoretische boodschap dus die de blik richt en het verstand in werking zet. Puur kijken, opgaan in de show die de bloei van de jonge Duitse schilderkunst viert. Ook kunsthistorische duiding ontbreekt. Geen enkele herinnering bijvoorbeeld aan de laatste explosie van het nieuwe schilderen in de jaren zeventig en tachtig, de Wilden of Nieuwe Wilden, die zich afzetten tegen lege abstractie, conceptuele kunst en performance art. Kunstenaars die wilden laten zien dat ook in het oude ambacht het deficit van mens en samenleving tot uitdrukking kon komen. Nee, er schuurt hier niets.

Ondanks
alle blote ogen loop je, op de keper beschouwd, toch in een verhaal
rond. Het verhaal van hoe aan de academies van Berlijn, Leipzig,
Düsseldorf, München en Hamburg gedacht wordt over beeldende kunst,
over schilderkunst. Alle exposanten zijn door professoren opgeleid,
sommige zijn ‘Meisterschüler’, getraind in het moderne denken en
kijken. Verstandige mensen, 21e-eeuwers. Dat wil zeggen: geen
realisme of aanverwante zaken. Slechts een enkele vertegenwoordiger
van wat je magisch realisme zou kunnen noemen, een paar figuratieve
schilders. Geen portretten, stillevens of landschappen, of je moet
die genres wel zeer ruim definiëren. Veel van wat eens formeel
onderzoek werd genoemd: lijn- en kleurexperimenten. Academiekunst
gaat over vorm. Modern vakmanschap en traditionele esthetiek. Vrij
braaf eigenlijk, geen wereldveranderende toorn of alle
kunstconventies overhoop gooiende woede. De omvangrijke catalogus,
die ook de werken in Chemnitz en Wiesbaden bevat, bevestigt ook nog
het oude inzicht dat het plaatje volstrekt iets anders is dan het
object aan de wand. De echo van het kijken volgens Susan Sontag.
Valt er geen enkele dissident te bespeuren? Er zijn een paar
schilders die uitdrukkelijk over mensen vertellen en personages
opvoeren, zoals Moritz Schleime, Lydia Balke en vooral David Lehman
die de show steelt met kleurige karikaturale horror. Voor hun
provocerende geschilderde doeken die zich laten lezen als een strip
verzamelen zich de meeste bezoekers.

Opvallend zijn ook de schilders die teksten of tekstflarden als beeldend materiaal inzetten, bij wie schrift en beeld gelijkwaardig zijn. Met name bij Alexander Pröpster keer je steeds weer terug, óf om de lappen tekst die hij in zijn schilderij geschreven heeft te ontcijferen, óf om de begoocheling te ondergaan dat beeld en tekst samenvallen in een nieuw picturaal geheel. Van afstand monumentale kunst, dichtbij bijzonder vormgegeven literatuur. Hier werkt op verrassende wijze close reading optimaal.
Maar toch, de indruk beklijft. Jetzt! toont bedachte kunst, vooral resultaat van een intellectuele exercitie. Kunst van nadenkers, in het beste geval met een virtuoze hand, maar in een stramien. Het type lefgozer zoals de Nederlandse generatiegenoten Helen Verhoeven en Raquel van Haver, iets jonger, die op geheel eigen wijze gepassioneerd de toon zetten en een nieuwe vorm vinden voor hun betrokkenheid bij kunst en wereld, vind je niet op deze expositie. Een vrijblijvende show: gebrek aan authenticiteit, noodzaak, dus aan intensiteit. Kunst volgens de regels van het spel. De korenbloem aan de rand van de akker, de tulp in de vaas, even mooi en van eenzelfde relevantie.
Deze Duitse schildersgeneratie biedt de museumbezoeker niets nieuws. Of ze wat te vertellen heeft? Ik heb het niet gezien. Mogelijk ligt hun engagement verborgen in schoonheid. Het blote oog is een illusie. Om te begrijpen wat we zien als we kijken, kunnen we niet zonder theorie. Zien is interpreteren, betekenis geef je in een historische en ideologische context. De boeken van Berger, Bal en Sontag zijn daarbij onmisbaar. Werk aan de winkel!
Jetzt! Junge Malerei in Deutschland. Van 19/9 t/m 19/1 in Kunstmuseum Bonn. Schilderijen van ruim vijftig Duitse kunstenaars van de generatie ‘80. kunstmuseum-bonn.be