Het kwam acteur Jeroen Willems (1962-2012) niet aangewaaid. Hij had tijd nodig om te groeien. Steeds opnieuw. PAUL VAN DER STEEN legt zijn biograaf Mieke Koenen een aantal sleutelrollen voor. ‘Bij alle succes als acteur was er nauwelijks een privéleven meer.’
‘Jeroen in topvorm wist op twee fronten te raken: emotioneel en verstandelijk. Door zijn tekstbehandeling werd de toeschouwer zelf vaak uitgedaagd om mee te interpreteren. Je kreeg het niet toegeworpen, niet cadeau, maar werd uitgedaagd, gestimuleerd om mee te beleven. Dat vond ik enorm sterk. En dan die mooie muzikale en onverwachte manier van teksten brengen. Hij hield er op de een of andere manier wat afstand van, waardoor het extra spannend werd.’
Mieke Koenen (Heerlen, 1965), docente Latijn aan de Vrije Universiteit Amsterdam, schreef eerder de biografie van dichteres Ida Gerhardt. Nu heeft Koenen met Je lied wordt gehoord. Jeroen Willems, acteur en zanger het levensverhaal opgetekend van iemand die ze persoonlijk heeft gekend. Als vriendin van Willems’ jongste zus Luutgard kende ze hem als kind. Toen hij acteur werd, zag ze niet meteen het supertalent in hem. Wel was ze geïnteresseerd in Toneelgroep Hollandia van de regisseurs Paul Koek en Johan Simons, waar Willems speelde. ‘Dat was iets bijzonders: theater op locatie, heel muzikaal en fysiek.’
We leggen Koenen een aantal sleutelrollen voor die Jeroen Willems in zijn korte carrière, hij stierf op 50-jarige leeftijd tijdens een repetitie in Carré, speelde.
Michel in schoolvoorstelling De Kaukasische Krijtkring (1967)
‘Jeroen debuteerde als vierjarige als zoontje van een gouverneursvrouw in dit stuk van Bertolt Brecht. Als kind in een gezin, waarbinnen cultuur een centrale plaats had, zou hij vaker bij dit soort projecten worden betrokken. Zijn vader was leraar dramatische expressie en acteerde en regisseerde in zijn vrije tijd.
Dat milieu heeft Jeroen gevormd, al was het niet zo dat hij al heel jong een toneelroeping had. Hij wilde welzijnswerker worden. Of missionaris. Het acteren werd pas een serieuze optie in de tweede helft van zijn middelbareschooltijd.
‘Het verlangen om te gaan acteren moet groot zijn geweest. Anders blijf je na meerdere afwijzingen op toneelscholen niet doorgaan met auditeren’
Het maken van de keuze moet een worsteling zijn geweest. Jeroen wilde niet behandeld worden als een kopie van zijn vader. Dat wil geen enkele puber. Bij hem was dat extra moeilijk, omdat zijn vader begin 1978 was gestorven. Maar het verlangen om te gaan acteren moet groot zijn geweest. Anders blijf je na meerdere afwijzingen op toneelscholen niet doorgaan met auditeren.’
Diverse rollen in De wijze kater met leerlingen Toneelacademie Maastricht (1986)
‘Jeroen stak uit boven de doorsnee, maar werd niet gezien als supertalent. Dat had ook te maken met zijn verlegenheid en geslotenheid. Hij was niet zo aanwezig als bijvoorbeeld de extravertere Hans Kesting, die een jaar boven hem zat. Het twijfelen dat Jeroen eigen was maakte dat hij beoordelingen kreeg als ‘Mak schaapje’ en ‘Weet niet wat hij wil’. Hij had tijd nodig om zichzelf te ontwikkelen, en nam die tijd.
Wat hem trok in het acteren was het werken met alle strijd, angsten en onzekerheden die in een leven kunnen spelen. Jeroen was niet makkelijk voor zichzelf. Zijn twijfels, zijn neiging tot nuanceren zaten hem als mens geregeld in de weg. In het repetitielokaal en op het podium kon hij iets met die gevoelens.’
Vijf verschillende rollen in Twee stemmen (1997-2012)
‘Toneelgroep Hollandia was een goede keuze. Door te werken met Johan Simons wist Jeroen: daar wordt tijd gestoken in voorstellingen (ook buiten de repetities om), daar kan ik me ontwikkelen, daar hoef ik niet meteen de jeune premier van het gezelschap te zijn.
In Twee stemmen, onder regie van Simons, zat hetzelfde spelplezier als in De wijze kater. Alleen ging het wisselen van rollen subtieler: met een andere houding of een paar rekwisieten.
Het jarenlange internationale succes van die voorstelling hing samen met het thema: macht versus onmacht. Maar het was geen activistisch of eenzijdig dramtoneel. Vaak wordt het perspectief van de underdog gekozen. Hier werd het vanuit de machthebbers, de CEO’s gespeeld. Jeroen trok je mee in hun wereld. Dat zette toeschouwers aan het denken, ook over eigen oordelen en vooroordelen.’
Pieter Troelstra in speelfilm Nynke (2001)
‘Filmacteurs moeten snel werken. In Nynke van regisseur Pieter Verhoeff was de tijd tussen uitverkiezing en opnames extreem kort; in die periode moest hij bovendien Fries leren spreken. Zo’n beperkte voorbereiding was Jeroen in de toneelwereld niet gewend. Daar mocht hij mee creëren, mee regisseren. Die vrijheid om eigen facetten toe te voegen biedt film nauwelijks. Het overzicht ontbreekt ook bij de acteurs. Het geheel ontstaat pas bij de montage. Monic Hendrickx, zijn tegenspeelster in Nynke, is het type dat zich er meteen in gooit en weet te pieken. Zo’n acteur was Jeroen niet. Die had veel meer takes nodig.
Ik denk dat het acteren voor film hem het beste lukte in Boven is het stil (2013) naar het boek van Gerbrand Bakker. Omdat hij daar samen met de regisseur Nanouk Leopold ter plekke dingen kon verzinnen. Niet alles lag tot op de millimeter vast. Maar je moet een regisseur hebben die dat durft. Als het dan ook nog klikt, krijg je iets moois.’
Monoloog en zang in Brel, de zoete oorlog (2004 en daarna)
‘Jeroen was geen professionele zanger en wilde niet imiteren; hij bracht de liedjes als gedichten. Elke keer een klein toneelstukje. En hij kon erg mooi de klankrijkdom van die woorden laten horen. Ik ben meerdere keren gegaan en elke keer wist hij de zaal te betoveren met de manier waarop hij erin ging met alles wat hij had.
Net als Brel gaf Jeroen zich tot de laatste druppel energie. Hun werkdrift was vergelijkbaar. Maar het was niet zo dat hij zich nu bovenmatig herkende in Brel. Nou ja, beiden waren geen makkelijk levend artiest.
Jeroen was freelancer geworden om meer vrijheid in keuzes te hebben. Maar dat bestaan zorgde ook voor de druk om aan het werk te blijven en het gemis van een groep om zich heen.’
‘Hij worstelde met zichzelf, en zijn slechte fysieke gesteldheid was hem aan te zien’
Ludwig II in Ludwig II (2011)
‘Zoals de met hem bevriende actrice Elsie de Brauw zei: als je je al niet helemaal 100 procent voelt en je hebt dan depressieve rollen als in Ludwig II, onder regie van Ivo van Hove, en die van prins Claus in de film Majesteit, dan helpt dat niet. En dan hoofdrollen, die nog eenzamer maken. Ik vond Ludwig II erg gestileerd. En je zag aan Jeroen dat hij moeite had met die rol. Die was prachtig, hoor, maar je zag hem zo vechten om het voor elkaar te krijgen, dat het bijna pijn deed.
Het hoogtepunt in Jeroens tijd als freelancer is voor mij zijn rol in Schutz vor der Zukunft. De Zwitserse regisseur Christoph Marthaler werkte een beetje op een Hollandia-achtige manier. Hij liet Jeroen volop meedenken over de voorstelling en zingen. Daarbovenop kwam het einde van de relatie met acteur Marcel Musters na vijftien jaar. Dat zorgde voor zwaarmoedigheid en de terugkeer van gevoelens van verlatenheid die hij al had gekend bij het overlijden van zijn vader. Bij alle succes als acteur was er nauwelijks een privéleven meer.’
Het zingen van Ballonnetje van Toon Hermans tijdens galavoorstelling Honderdvijfentwintig jaar Carré (2012)
‘Hij kon verrassend zenuwachtig zijn voor dit soort kleine optredens. Eerder had hij dat al toen hij Brel zong tijdens het zilveren regeringsjubileum van koningin Beatrix, daar deed toen ook een beroemde sopraan mee. Maar misschien speelden ook andere zaken mee: koningshuis en burgemeester onder het publiek, de tv-camera’s.
Voor de galavoorstelling worstelde hij met zichzelf en zijn slechte fysieke gesteldheid was hem aan te zien. Tijdens de repetitie ’s middags kreeg hij een hartinfarct. Later die middag overleed hij in het ziekenhuis. Veel te jong natuurlijk. Ook als acteur had er nog zoveel kunnen komen: meer voorstellingen als zanger, lichtere rollen en nieuwe stukken met Marthaler en Simons.’
Mieke Koenen, Je lied wordt gehoord. Jeroen Willems, acteur en zanger. Amsterdam, Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, 2022