De drang om dingen te maken ontstaat niet omdat we de tijd willen doden, maar om de tijd zin te geven, merkte BARBARA VISSER tijdens de lockdown.

Art is what makes life more interesting than art

Kunstenaar Robert Filliou zei het precies goed. Als ik professioneel in vertwijfeling ben, en dat is best vaak, dan denk ik aan dit statement.

Maar is deze wijsheid nog van toepassing?

 

Dag 19

Zoals je geld kunt bijdrukken als er te weinig van is, of zelfs een nieuwe valuta in omloop kunt brengen, zo kun je ook een nieuwe jaartelling beginnen wanneer de omstandigheden er naar zijn. Ik schrijf dit op dag zoveel van de nieuwe kalender. Vanaf dag 1 is het stil op straat en in de lucht, en schijnt de zon onafgebroken. Privé en professioneel vloeien nog meer in elkaar over dan anders. Werk dat doorgaat, doet dat zonder ons lichaam. Het hoofd alleen is genoeg.

In tekenfilms turft de gevangene de dagen door streepjes te zetten op de muur van zijn cel. Een persoonlijke tijdlijn, een die een begin kent en die eindigt als de straf is uitgezeten. Onze nieuwe kalender is onbepaald, en ook nog tijd- en plaatsgebonden. Hij is overal, maar op elke plek in een andere fase: in Brabant zijn ze ergens anders dan in de Randstad en in Azië ligt de telling zelfs maanden op ons voor. Maar bijna iedereen zit gedwongen thuis. Alleen is een situatie waar iedereen in zit geen straf meer, dat is de realiteit.

 

Dag 14

Op het granito trapje voor ons huis ligt een cirkelzaag, en op de treden een stapel brede planken. Door het raam zie ik drie twintigers bezig de houten delen te verlijmen tot een plaat. Twee zijn in worsteling met het materiaal, één van hen doet een ijdele poging om met keukenpapier de op straat gelekte druppels houtlijm op te deppen. Met klemmen proberen ze de planken parallel aan elkaar te fixeren, maar blijkbaar is het lastig. Ze stoppen om de haverklap om te overleggen. Dan praten ze even, en lachen erbij. Om zichzelf, om elkaar of om de situatie zelf. In crisistijd leidt samen knutselen zelden tot ruzie.

Op deze windstille lenteavond zitten de meesten van ons verplicht binnen. We netflixen –  een werkwoord dat uitdrukt hoe je wekenlang als een aardappelzak op pootjes van bank naar bed verhuist en weer terug. Schermmoe zijn veel mensen aan het knippen, plakken, haken en bakken geslagen. Klei? Overal uitverkocht. Deeg kneden en wol spinnen zijn de sensuele placebo’s van de single.

Ambitieuzere projecten verplaatsen zich naar de stoep. Daar is meer ruimte, maar een nog belangrijker reden is tijd die opeens is vrijgekomen. Ik staar een tijdje naar het geknutsel van de buren, en denk aan mijn werk dat opdroogt. Gelukkig geef ik virtueel nog les aan de academie in Eindhoven. Daar is een afdeling die, zonder het te weten, al twintig jaar anticipeert op dit moment. De opleiding heet Man and Leisure. Mens en vrije tijd. Voortaan kan de school verder als The Man and Leisure Academy.

Vanuit mijn kamer zie ik het drietal voor de deur met manshoge plakken hout in de weer. Een buurjongetje stopt en vraagt: ‘Wat maken jullie dan?’ Het hameren stopt, en het blijft even stil. Dan zegt een van hen, net buiten mijn blikveld: ‘Een doos. We maken een doos.’ Het jongetje draait zich om en roept ‘Maham! Ze maken een doos!’ terwijl hij richting huis rent. ‘Oh, okay’ hoor ik zijn moeder nog zeggen vlak voor de voordeur dichtvalt.

Veel leven gaat door, maar zonder de verplaatsing van je lichaam naar een andere plek, want dat mag niet meer.

Maar het kan nog wel.

Tegen alle adviezen in wil ik naar Iris Marie in Leipzig rijden. Nood breekt wet. Iris Marie is mijn kind. De studie die ze begon? Poef! Weg. De pizzeria waar ze werkte? Beng! Dicht. Het vriendje dat ze had? Pats! Uit. Ik zal haar meenemen naar Amsterdam en weer kind maken. Het terugdraaien van dingen die altijd maar één kant op leken te kunnen – vooruit – blijkt, tegen alle verwachtingen in, best makkelijk, dus waarom hier niet?

Als ik de voordeur uitloop verontschuldigen de buren zich voor de Workmate die de stoep verspert. Ik schop het zaagsel van mijn schoenen voor ik de auto in stap. Het mag niet, maar het kan wel. In elk geval tot de Duitse grens. Mijn gedrag praat ik goed door opnieuw ‘nood breekt wet’ tegen mezelf te zeggen.

Op Dag 15 rijd ik over een uitgestorven Autobahn naar Leipzig. Niet met de 260 kilometer per uur die de klok op het dashboard van mijn ex pretendeert te kunnen leveren, maar wel hard. Dat zie ik op de meter, want er is geen verschil tussen 80 en 180 op een weg waar geen andere auto’s rijden. In ontspannen cruise control stel ik me voor hoe het zou zijn om de laatste automobilist op aarde te zijn. Ja, dat ben ik eigenlijk al, op dit moment! Maar het lukt niet, mijn verbeeldingskracht is te laag.

Online wordt het intussen drukker. Ik begin vanuit Leipzig een trimester lessen met een nieuwe groep ‘Eindhoven’ studenten, die ik misschien wel nooit in het echt zal ontmoeten. Ze zijn in theorie begonnen aan een master Contextual Design. In de praktijk is het een groepsgesprek via Willie Wortels beeldtelefoon. Dan merk ik dat wat technisch mogelijk is, biologisch nog niet helemaal past.

De studenten bevinden zich gelijktijdig in de Koreaanse nacht, een zonnig Weens herenhuis en op een cattle farm in Indiana tijdens het ochtendgloren. De situatie zelf is al meer Contextual Design dan je als docent kan verzinnen, maar voor de geloofwaardigheid geef ik de studenten toch een opdracht. Waar ze ook zitten, ze zitten allemaal ergens vast.

Het moet voor deze kinderen, die gewend zijn het vliegtuig te nemen alsof het de tram is, een beangstigende werkelijkheid zijn om voor onbepaalde tijd geen kant op te kunnen. Desgevraagd blijken ze er als digital natives nauwelijks mee te zitten. Fysiek of virtueel, daar loopt geen duidelijke grens voor hen.

Bij aanvang van de les heb ik benadrukt dat er voor een Contextual Designer geen ‘goede’ of ‘slechte’ omstandigheden bestaan. De condities die je aantreft, inclusief alle op het eerste gezicht onwenselijke details, zijn het uitgangspunt. Hun speelveld, hoe beperkt ook, zit vol mogelijkheden. Van een antikraak-kamer in een voormalig kantoor in Woensel-west, de beklemming van het ouderlijk huis op het platteland van Oostenrijk tot een vergrendelde ziekenhuiskamer.

Teruggeworpen zijn op jezelf, daar ligt voor hen de uitdaging. Een groot verhaal kan zich vlak voor je neus afspelen, als je het maar wilt zien. Als huiswerk kregen ze Voyage autour de ma chambre van Xavier de Maistre te lezen, in een Engelse vertaling uit 1871 ook online te vinden. Behalve een feest van associaties die door de objecten in de kamer worden geactiveerd, is een historisch boek ook een gezonde relativering: niets nieuws onder de zon. Psychologisch zijn we nog dezelfde stakkers als in 1794. Toch is er een groot verschil. Alleen al het feit dát de tekst van dit boek, en daarnaast volledige bibliotheken, videotheken, blogs en vlogs, met een druk op de knop binnen bereik liggen, verandert veel, zo niet alles.

Toen ik de studenten vroeg wat zij in deze situatie zonder wifi zouden doen was het stil – en bleef het stil. Niet omdat ze niet wisten wat ze zouden doen, maar omdat ze zich die situatie überhaupt niet kunnen voorstellen. Wifi is voor hen geen dienst of zelfs een recht, maar een natuurverschijnsel, zoals de zon.

Kort nadat president Trump op televisie de Volksrepubliek China als de boosdoener achter het virus had bestempeld, merkte de Chinese studente C. dat de mensen op straat in Eindhoven haar plotseling vijandig gezind waren. Van de ene dag op de andere werd ze als een bedreiging gezien.

Omdat ze niet weg kon, besloot ze er het beste van te maken. Ze werkte dagenlang aan een vertaling van het virus in de vorm van een carnavalspak, trok het aan en mengde zich in het feestgedruis. Veel mensen zijn toen aangestoken, en zij hebben op hun beurt het virus aerosolisch de wereld in geslingerd met hun gelal. C. zelf had natuurlijk nergens last van. Voor mij had ze hiermee haar punten voor het hele trimester al binnen, maar we moeten nog twee maanden vooruit.

H. uit Taiwan wist op een van de laatste vluchten naar huis te komen. Met slechts één andere reiziger vloog ze in een Boeing 747 van Europa naar Azië. Dat was een historische gebeurtenis op zich, want het tijdperk van de 747 is, los van welke crisis dan ook, voorbij.

In Taiwan volgden voor haar twee weken strikte quarantaine – ze klaagde via Skype over het lijden van drie keer per dag Uber Eats te moeten aanspreken.

Een laatste verplichte test zou laten zien dat ze virusvrij was. In de dichtstbijzijnde kliniek namen ze bloed bij haar af en maakten een röntgenfoto van haar longen – een formaliteit, dacht ze. Maar de foto beviel de dokter niet. Zonder verdere uitleg werd ze opgesloten in een kamer met alleen een bed, wc en een krakende intercom. Daar zit ze nog steeds. Een surveillancecamera observeert haar dag en nacht.

Totaal in shock en gehuld in een blauw ziekenhuishemd kon ik haar gisteren via de beeldtelefoon zien. Taiwan was normaal niet zoals China, huilde ze, dit kon niet waar zijn! Zonder dat er iets te turven valt zit ze daar gevangen, en het is onduidelijk hoe lang het nog duurt. Dat laatste geldt voor iedereen, maar zelf kiezen waar je gevangen zit geeft een groot gevoel van vrijheid.

Ik probeer haar via de professionele blik wat afstand van de situatie te laten nemen. De smartphone maakt alles mogelijk: schrijven, filmen, fotograferen, geluid opnemen, informatie opzoeken – aan het gereedschap ligt het niet. Het belangrijkste is dat ze het zich kan voorstellen. De vraag is of de angst dat toelaat. De drang om dingen te maken ontstaat niet omdat we de tijd willen doden, maar om de tijd zin te geven.

 

Dag 17

Terug in Nederland. De bevolking van Amsterdam is gehalveerd. Niet vanwege De Pest maar omdat de toeristen zijn verdampt. Iedereen is liever ziek in eigen land, behalve mijn kind. En gelijk heeft ze, de bedden zijn hier bijna op.

De stad wordt alleen nog bevolkt door de bevolking zelf. Daardoor denk ik elke dag wel een keer aan de Autoloze Zondag uit 1973 – toen toeristen alleen op het Leidseplein kwamen en het ook altijd mooi weer was, net als nu. Daarin lijkt de stad op vroeger, toen het niet beter maar wel viezer, leuker en gratis parkeren was. Inmiddels hebben de miljoenen rondsjokkende toeristen het historische stadscentrum gladgepolijst. Wat overblijft is een steriel decor dat in de afgelopen decennia niet verouderde maar er juist jonger uitziet. Botox Town.

 

Dag 18

Voor ons huis wordt niet meer geknutseld. Er staan bloemen bij de buren voor de deur, en de doos wordt, net als ik kom aanrijden, naar buiten getild door de makers, samen met een paar oudere mensen, misschien familieleden. Piet, onze buurman, is dood.

Dat we in interessante tijden leven is een feit. Het statement van Robert Filliou is nog steeds van kracht, maar het omgekeerde is ook waar geworden:

Life is what makes art more interesting than life

Waarvan akte.

 

Amsterdam, Dag 36

Barbara Visser

 

Onbepaalde tijd is de vijfde aflevering in de reeks Kunst en crisis van kunstencentrum West in Den Haag.  www.westdenhaag.com/thuistezien

Barbara Visser (1966) is beeldend kunstenaar. Ze was voorzitter van de Academie van Kunsten van de KNAW (2014 – 2017), artistiek directeur a.i. van filmfestival IDFA (2017) en vanaf dit jaar hoofd van het Sandberg masterprogramma F for Fact.