Wat zullen we eens gaan doen, vragen de losgeslagen geliefden uit Jean-Luc Godards Pierrot le fou (1965) zich af wanneer ze eindelijk in hun gestolen auto zitten, onderweg naar de totale vrijheid. ‘Laten we een of ander sjiek hotel zoeken en plezier maken!’ oppert Marianne (Anna Karina), waarna Ferdinand (Jean-Paul Belmondo) iets onbehoorlijks doet: hij draait zich even weg van het stuur, kijkt recht in de camera en zegt: ‘Die kan ook alleen maar aan plezier denken.’
Verbaasd vraagt Marianne aan Ferdinand tegen wie hij praat. Zijn antwoord: ‘Het publiek.’ Ook zij kijkt onze kant op. Ah ja, zie je haar denken, daar zitten ze inderdaad. Die kijkers van ons. Waarna de scène gewoon weer verder gaat, alsof er niets geks is gebeurd.
Toen ik filmwetenschappen studeerde, werd ons geleerd dat Godard zulke Brechtiaanse vervreemdingstechnieken toepaste om het publiek alert te houden. Godards ideale toeschouwer laat zich niet in slaap sussen door een smeuïg verteld verhaal, zoals dat in Hollywoodfilms gebruikelijk is, maar blijft bewust, waakzaam en kritisch reageren op wat hij ziet en hoort. Die insteek paste beter bij het antikapitalistische, radicaal linkse gedachtegoed van Godard.

Francis Ford Coppola op de set van Megalopolis met de actrices Chloe Fineman (l.) en Nathalie Emmanuel. foto Getty Images
Op mij hebben zulke recalcitrante momenten altijd het tegenovergestelde effect. In plaats van me buiten de film te plaatsen, voeren Godards vervreemdingstrucjes me juist dieper in de maffe, collageachtige werelden die hij tot aan zijn dood in 2022 is blijven optrekken. Alsof er bij Godard iets in de lucht hangt waardoor de karakters in enigmatische aforismen gaan praten, de beelden bruut van kleur verschieten of de muziek opeens de dialoog moedwillig overstemt.
Ik moest aan deze strapatsen denken toen ik las over Megalopolis, het ambitieuze SF-droomproject dat Francis Ford Coppola dit voorjaar na jarenlang geploeter uitbracht. Hij verkocht zelfs zijn wijnmakerij om de film van de grond te krijgen – er stond een wereldpremière op het filmfestival van Cannes tegenover. Terwijl de mondiale pers allerminst unaniem positief op de film reageerde, spraken veel critici lyrisch over één specifieke scène: de persconferentie waarin architect Cesar Catilina (Adam Driver) een vraag beantwoordt die hem letterlijk vanuit de bioscoopzaal lijkt te worden gesteld.
Hoe, wat, waarom? Ik was er zelf niet bij, David Deprez van het Maastrichtse filmhuis Lumière was dat wel. ‘Opeens ging een theaterspot aan, het hemelsbrede scherm versmalde tot een rechthoek en toen keek Driver quasi van het doek af, naar een man die schuin rechts voor hem op het podium in de spot was gaan staan en hem vanaf die plek een vraag stelde.’
Deprez was zo overdonderd dat hij de vraag én Drivers reactie nauwelijks bewust waarnam. ‘Het is allemaal ook weer zo voorbij: na een paar seconden gaat het licht weer uit en wordt het scherm weer breed en gaat alles gewoon verder. Maar het effect was grandioos. Voor mij had dit niks met het doorbreken van de vierde wand te maken. Ik voelde me volledig opgenomen in de fictie van de film.’
Hoe moet dat als Megalopolis – hopelijk dit jaar nog – in de Nederlandse theaters gaat draaien? Wordt dan voor elke voorstelling een acteur/vragensteller ingehuurd? ‘Dat is ondoenlijk en ook niet nodig,’ denkt Deprez. ‘De vraag staat gewoon op de soundtrack van de film. Die man in Cannes moest vooral doen alsof hij hem stelde, en ik denk dat het nog steeds goed werkt als er helemaal geen vragensteller in de zaal is. In dat geval kijkt Driver gewoon naar iemand die buiten beeld staat, als het ware.’
Francis Ford Coppola, Megalopolis. Releasedatum nog niet bekend.