Toen Dylan LeBlanc – zoon van een sessiemuzikant – in 2010 debuteerde, was hij net twintig. Je zou het niet zeggen wanneer je naar zijn tamelijk doorleefd klinkende plaat luisterde.
Toen Dylan LeBlanc zijn eerste comeback beleefde, na een paar improductieve jaren vol drank en drugs, was hij 25. Dat was twee jaar geleden.
Aan Dylan LeBlanc kleeft iets dat nooit te lang aan je moet kleven: hij is de grote belofte, het enorme talent dat nog ten volle moet worden ingelost. Dat debuut van hem, Pauper Field, klonk alsof hier de nieuwe Ryan Adams of Jason Isbell of Ray LaMontagne was opgestaan – terwijl de oude heren zelf nog in volle boei staan. Er stonden prachtige nummers op, en die stem ging door merg en been. LeBlanc kon, net als zijn gitaar, janken en zingen tegelijk. Er stonden nog net iets te veel onopvallende nummers op het album om het een meesterwerk te laten zijn, maar je hoorde: dat meesterwerk draagt deze jongen uit Louisiana in zich.
De opvolger – Cast The Same Old Shadow, veel minder geworteld in de americana, veel dromeriger en orkestraler – was opnieuw geen meesterwerk, maar wel weer de bevestiging van dat enorme talent. En toen kwamen de drank en de drugs en de pauze.
In 2015 plaatste Rolling Stone – minder toonaangevend dan vroeger, maar nog immer een van de meest vooraanstaande muziekbladen ter wereld – een artikel met als kop “10 new country artists you need to know”. Op 1: Dylan LeBlanc. Het blad memoreerde het feit dat LeBlanc op zijn twintigste al een duet zong met Emmylou Harris en opende voor Bruce Springsteen, en dat hij de moderne americana combineert met Beatlesque arrangementen. En vooral blikte Rolling Stone vooruit op zijn nieuwe, derde album, waarover LeBlanc zelf zei: “Ik wilde dat er wat meer beweging in zat dan in mijn eerste twee albums. Ik was moe van het schrijven van ‘sad bastard songs’, ik wilde schrijven over wat er aan de hand is in de wereld.”
Dat deed hij inderdaad, al klonken de nummers ondanks dat nog steeds als sad bastard songs. Met zoveel droef gemoed in een stem en een voorkeur voor zowel het instrumentarium als de stijl van het verdriet, zou LeBlanc een loflied kunnen zingen op de Duitse economie en dan nog zou het klinken als een nummer over een verbroken liefde. Het album was even goed als zijn debuut en wederom nét niet briljant; opnieuw lijkt LeBlanc net onder de radar te blijven hangen. Als Rolling Stone volgend jaar opnieuw een lijstje maakt met de tien nieuwe country artiesten die iedereen moet kennen, kunnen ze Dylan LeBlanc opnieuw op één zetten, als ze bij het intikken van het woordje ‘nieuwe’ maar even de andere kant zouden opkijken.
Je kunt betogen dat LeBlanc grotere zalen verdient dan die waar hij nu staat. Maar je kunt ook vooral blij zijn dat zo’n groot talent op zulke kleine podia valt te zien, gevuld met liefhebbers die zwijgen, luisteren en klappen.
Dylan LeBlanc speelt 8 september met zijn band in de Roepaen in Ottersum.