Wie wel eens op een kunstbeurs rondloopt of een galerie binnenstapt, kan het niet ontgaan zijn: keramiek is hartstikke hot. 

Dat was zeker niet het geval toen Guido Geelen (Thorn, 1961) in de jaren tachtig het medium uit de hoek van de gebakken potten en vazen trok, en compromisloos de wanden van het kunstnijverheidshokje begon te slopen. Hij baande het pad voor een jongere generatie kleikunstenaars als Delphine Courtillot en Koos Buster, de zelfverklaard Minister voor Keramische Zaken.

Het Kröller-Müller Museum behoorde tot de eerste publieke instellingen die de revolutionaire kwaliteit van Geelens werk erkende en ging verzamelen. Het museum op de Veluwe heeft nu een kleine tentoonstelling aan hem gewijd in de vroegere entreeruimte. Het gaat om drie monumentale werken, om er te komen moet je vrijwel het hele museum door. Maar aangezien je onderweg de vaste collectie passeert (wat een weelde) en een kleine expositie van Hetty Huisman kunt meepikken (wat een fijn weerzien met deze bijna vergeten kunstenaar), is dat zeker geen straf. Die drie werken vatten bovendien heel goed de essentie van Geelens oeuvre samen.

Guido Geelen, Zonder titel (N.G.I.1991, R&S93602 en 8B.C.). foto Marjon Gemmeke

De titel Untitled (N.G.I. 1991, R&S93602 en 8B.C.) van een van de drie werken is tekenend voor Geelens tegendraadsheid. Waar traditionele pottenbakkers soms uiterst geheimzinnig doen over hun materiaal, somt hij ze droog op. N.G.I. staat voor de kleisoort Nederlandse Gres Industrie, het glazuur is Reimbold & Strick en de pigmenten Blythe Colours. De vorm die hij met die ingrediënten maakt, laat zich niet één-twee-drie kennen: een stapeling gehalveerde tubes die het midden houden tussen buizen en boomstammen. Het geheel is voorzien van een spetterpatroon waar Jackson Pollock zijn vingers bij zou aflikken.

Zoals te verwachten van een keramist die in het begin van zijn carrière de goede smaak tartte door autobanden, urinoirs en stofzuigers te kleien, kan de orthodoxe vaasvorm in Geelens handen rekenen op een make-over. Bij hem worden het vergulde vuilniszakken, waar glazen kokers met bloemen in zijn geduwd.

Behalve zijn brutaal prikkelende beeldtaal dwingt ook Geelens technisch meesterschap bewondering af. Zulke vormen, in dat formaat, in een materiaal dat in de oven tien procent krimpt: dat lukt de meeste kunstenaars vaker niet dan wel. De scheurtjes en scheve imperfecties in zijn stapeling van diabolo’s en bollen moeten ook wel zo bedoeld zijn. Vooral als je tot je door laat dringen hoe volledig in balans dit klassiek beeldhouwkunstige spel met ruimtes en volumes is. 

Guido Geelen. T/m 01.09 in Kröller-Müller Museum in Otterlokrollermuller.nl