Odapark in Venray heeft in de afgelopen jaren naam gemaakt met verhalende, speelse en theatrale kunst. De herinrichting van het beeldenbos geeft de afzonderlijke tentoonstellingen een basis. Geëngageerde sprookjes in de Peel.
Als je afgaat op de herinrichting van het beeldenbos van Odapark in Venray is de kunst er de afgelopen jaren een stuk avontuurlijker op geworden. Vroeger stonden er in het park rond het Theehuis van de Zusters Ursulinen vooral monumentale sculpturen in materialen als steen en staal, geometrisch, abstract, soms zwaar van symboliek. Een aantal ervan staat er nu nog. Gelukkig maar, want er zijn hele mooie bij. Hun aanwezigheid maakt bovendien het contrast met de nieuwe lichting beelden alleen maar groter. Na ontmoetingen met een ijsbeer, een half-doorzichtige olifant, een bende vechtend fruit en een paar rondzwevende zwemmers begin je je af te vragen waar je verzeild bent geraakt. Sinds de herinrichting spreken Odapark-curatoren Marijke Cieraad en Theo Lenders niet meer over een beeldenpark – te oubollig – maar over een beeldenbos. Was sprookjesbos niet nog treffender geweest, denk je, maar dat roept misschien net te veel associaties op met de zoetsappigheid van Anton Piecks oer-Efteling.
Want vergis je niet: sprookjes kunnen ook hard zijn, dubbele bodems bevatten, ongemakkelijke waarheden aan het licht brengen. Veel sprookjes van de gebroeders Grimm zijn danig gekuist voordat ze voor kinderen geschikt werden geacht. Je moet even iets beter kijken, maar dan zie je dat de nieuwe lichting beelden in Odapark over het algemeen de ongekuiste weg bewandelt. De ijsbeer, een werk van Erik Habets, zit op het hoogste punt van het bos en denkt na over de wereld. Zijn houding doet denken aan die van de Denker van Rodin, maar zijn dikke achterwerk rust op een toiletpot. Scheissbär heet hij en hij heeft er schijt aan. Een eindje verderop staat een skelet. Op het eerste gezicht lijkt het een uit zijn krachten gegroeide gorilla, maar bij nader inzien is het echt een mens. Hij draagt twee zware boodschappentassen. Onder het gewicht – bij wijze van snelle evolutionaire aanpassing – zijn de beenderen van zijn armen uitgerekt. Het beeld, getiteld Ecce Homo Tesco en gemaakt door het Britse duo Doyle en Mallinson, stond oorspronkelijk in het centrum van Venray en geeft een niet mis te verstane sneer naar de shoppende mens.
Avontuurlijker dus? Ja. Sprookjesachtiger? Ja, ook. Neem gerust de kinderen mee. Maar tegelijkertijd zijn de nieuwe sculpturen in het Venrayse beeldenbos een stuk meer betrokken op de maatschappij, zoals het goede sprookjes betaamt. En als je de moeite neemt, geven ze minstens zoveel te denken als hun voorgangers.
De ontwikkeling van kunst die in essentie over zichzelf gaat naar kunst die iets wil zeggen over de tijd waarin we leven is natuurlijk niet uniek voor Odapark. Een vergelijkbare trend – van abstract naar figuratief, van beeld naar verhaal, van zelfexpressie naar maatschappijkritiek – is vast te stellen op alle biënnales, triënnales en andere kunstevenementen van dit moment. Maar Odapark heeft de laatste jaren wel heel consistent één van de extremen van deze ontwikkeling opgezocht. Manifestaties als De Waan (2002) en Rock my religion (2007) en het reguliere tentoonstellingsprogramma sprongen eruit met een bij uitstek verhalend, speels en theatraal type kunst. Kunst die alle middelen inzet om een eigen wereld te scheppen, maar juist op die manier commentaar levert op de grote wereld daarbuiten. Avontuurlijk is wel het minste wat je kunt zeggen van de installaties waarmee in de loop der jaren kunstenaars als Johan Muyle, Marie Hendriks, Haïdée Henry en Fardou Keuning de projectruimte van het Theehuis naar hun hand hebben gezet. De herinrichting van het beeldenbos is een logische voortzetting van deze lijn. Of liever gezegd: de herinrichting van het park voorziet de onafgebroken reeks manifestaties en tentoonstellingen van de afgelopen jaren eindelijk van een zichtbare basis.
“Wij vinden het belangrijk”, zeggen curatoren Marijke Cieraad en Theo Lenders, “dat de kunstwerken in Odapark iets te vertellen hebben over de actualiteit. Dat hoeft niet direct politiek te zijn, maar wel geëngageerd. Daarnaast hebben we een voorkeur voor ‘niet-eeuwige’ materialen. Marmer en brons zul je in de nieuwe opzet van het beeldenbos weinig tegenkomen. Met die vergankelijkheid spelen we ook bij het beheer van de beelden. De ijsbeer van Erik Habets maken we bijvoorbeeld regelmatig schoon, maar de polyester kabouter van Tanja Ritterbex mag een beetje vies worden. Die is deel van de omringende natuur.”
“De tijdelijkheid van de materialen benadrukt dat het gaat over thema’s en problemen van nu”, vult Pascalle Mansvelders aan. Mansvelders is als kunstenaar vertegenwoordigd in het beeldenbos, maar sinds eind vorig jaar ook als medewerker educatie verbonden aan Odapark. “Het mooiste zou zijn als we de beelden iedere paar jaar zouden kunnen vernieuwen,” lacht Cieraad.
De periodieke manifestaties, die tot nu toe grotendeels buiten de poorten van Odapark plaatsvonden, zijn de momenten waarop nieuwe thema’s worden geïntroduceerd. De Waan werd ingericht op het terrein van het gesticht Sint Anna en ging over kunst en psychiatrie. Rock my religion verkende de manier waarop wij tegenwoordig omgaan met godsdienst – na 9/11, maar ook in een dorp waar nog niet eens zo heel lang geleden maar liefst twaalf kloosters stonden. In de tussenliggende periodes worden deze thema’s nader uitgewerkt. Behalve tentoonstellingen in de projectruimte programmeert Odapark sinds dit jaar schilderkunst in het Theehuis zelf. Op dit moment hangt er werk van Gies Backes, binnenkort volgt Keetje Mans. Theo Lenders: “In combinatie met het vernieuwde beeldenbos bieden we een totaalbeleving die het ook voor mensen van buiten de regio de moeite waard maakt een dagje naar Venray te komen.”
Zoveel ambities en zoveel activiteit in een provincieplaats van – met alle respect – bescheiden omvang: hoe krijgen ze het voor elkaar? Het geheim lijkt tweeledig te zijn. “In de eerste plaats”, zegt Marijke Cieraad, “proberen we ons te onderscheiden met een goed concept. We hebben daardoor een eigen plek tussen de instellingen in bijvoorbeeld Eindhoven of het Roergebied. Dat is belangrijk om bezoekers te trekken, maar het maakt het ook voor kunstenaars interessant om hier te exposeren. De meeste beelden in het beeldenbos zijn schenkingen of bruiklenen. En als je weet wat je wilt, krijg je zelfs de grote internationale namen mee.” Zo leverde Marina Abramovic één van de hoogtepunten van De Waan en maakte David Černý in 2005 deel uit van Living together. “Buitenlanders denken bij Nederland toch alleen aan Amsterdam”, glimlacht Cieraad. “Als het daar niet is, dan maakt het ook niet meer uit of het Venray is of ergens anders.”
Het tweede geheim is een groot en uitzonderlijk gemotiveerd team van vrijwilligers. Odapark wordt ondersteund door de provincie Limburg en de gemeente Venray, maar zou onmogelijk kunnen doen wat het nu doet zonder zestig tot zeventig gastvrouwen, educatiemedewerkers, transporteurs, tuinlieden en een technische ploeg. “Ik heb heel wat transporteurs in mijn atelier gehad”, vertelt Pascalle Mansvelders, “maar zelden waren ze zo zorgvuldig als die van Odapark. De opbouw van tentoonstellingen en de herinrichting van het park vinden plaats in nauw overleg tussen de curatoren, de vrijwilligers en de kunstenaars. Daardoor blijft iedereen betrokken. Het is hier een utopia!”
Dat het sprookje nog lang moge voortbestaan.
Odapark, Merseloseweg 117, Venray. De exposities ‘Debutantenbal’ van Fardou Keuning en ‘Everybody knows this is nowhere’ van Gies Backes lopen nog t/m 13 juni. Zie www.odapark.nl