Genk, de voormalige mijnstad met ruim tachtig nationaliteiten, is de plek bij uitstek voor social design, dat een antwoord wil geven op maatschappelijke vraagstukken. Niet met een fijn meubelstuk, maar met concepten en producten waar de eindgebruiker en samenleving deel aan hebben. “Design is niet alleen een voorwerp, het is een manier van denken.”

Curator Kurt Vanbelleghem werkt graag aan projecten op locatie. Buiten de bestaande muren van musea, zonder de bestaande kunst. Door het ontbreken van vaste structuren keek hij al snel over de grenzen van beeldende kunst heen. Hij kwam uit bij hedendaagse muziek, dans, en uiteindelijk design. Als je graag op locatie werkt, is de stap naar social design klein: wat kun je daadwerkelijk doen voor de plek en de bewoners?

Tot zijn verrassing constateerde Kurt Vanbelleghem (Roeselare, 1968) dat veel ontwerpers in Vlaanderen al met social design in de weer zijn. Ook internationaal. “Op het gebied van werkbare business-modellen en presentatie zijn er nog slagen te maken. Je ziet studenten die design koppelen aan maatschappelijke thema’s maar die na twee jaar toch weer kiezen voor commercieel design omdat er nog te weinig financiële modellen zijn die hen kansen bieden.”

Deze zevende Design Triënnale Vlaanderen behandelt grote thema’s.

“Dat het over Conflict met een grote C moest gaan, stond voor mij bij aanvang vast. De ontwrichte maatschappij: natuurrampen, oorlog. Maar conflict is er ook op sociaal vlak of de manier waarop we met onze natuurlijke bronnen omgaan. Het gaat allemaal over de positie die de designer inneemt in de context waarin we leven. Op die manier is de tentoonstelling opgebouwd: vanuit de ontwerpers zelf en hun persoonlijke betrokkenheid.”

Waar ligt de oorsprong van social design?

“In de jaren zestig en zeventig. Toen begon de eindgebruiker een rol te spelen in het ontwerpproces. Zo gingen in Japan designers van huis tot huis om te zien hoe mensen theepotten gebruikten. Om met die bevindingen het product te verbeteren. Het was nog heel erg denken vanuit een industrieel en niet vanuit een sociaal standpunt. Victor Papanek is de vader van het social design. Hij heeft het belang van het sociale en de rol van de designer binnen de maatschappij centraal gesteld. De mens in zijn sociale netwerk is de drijfveer geworden van de nieuwe vorm van design. Design is niet langer alleen een voorwerp.”

Leuke vaasjes en mooie meubeltjes gaan we op de triënnale niet zien?

“We laten wel producten zien maar dat is niet zozeer waar het om gaat. Eerder hoe de designer zich verhoudt tot de context of de actualiteit. Producten zijn daar een afspiegeling van. Het gaat dus niet om een tas, maar om de vraag hoe je die tas kunt gebruiken. De focus ligt op duurzaamheid, de maakindustrie en upcycling. De manier waarop altijd geproduceerd werd, wordt nu in vraag gesteld. Dat had je in de jaren 90 niet, kijk naar Alessi. Dat was alleen vorm en esthetiek. Er is sprake van een geheel andere manier van denken.”

Hoe ver gaat deze denkwijze?

“Social design zal nooit een dominante stroming worden, daarvoor zijn de grote industrieën te groot. Maar de druk vanuit kleine projecten veroorzaakt wel een bewustwording. Ook bij multinationals. BMW en Mercedes hebben denktanks waar social designers lange termijn strategieën mee ontwikkelen. Of woningcorporaties in Nederland, die moeten zorgen voor sociale cohesie, werken met designers. Een mooi voorbeeld is het project van Rocco Verdult met het Woonbedrijf in Eindhoven. Hij liet bewoners uit de wijk De Barrier samen een verhaal maken en legde dat vast op film. De eerste maakte een zin, de volgende bedacht een vervolgzin, en zo ontstond er een verhaal.”

Wat levert social design concreet op?

“Designers starten projecten vanuit een individuele vraag. De complexiteit van de wereld is simpelweg te groot om de maatschappij in zijn geheel te veranderen. We gaan weer terug naar de menselijke maat. Museum In Onze Straat van Studio Dott en Pantopicon is zo’n voorbeeld: een toolkit waarmee bewoners van hun raam een tijdelijke vitrine kunnen maken om persoonlijke dingen te delen met hun buurtbewoners. Je gaat niet de wereld verbeteren, maar wel een straat. Met dit soort designprojecten kun je vragen die leven, centraliseren. Wat ook weer een hulpvol instrument is voor overheden en beleidsmakers.”

Hoe wordt social design tot een succes?

“Je mag een fantastisch idee hebben als ontwerper maar als je niet tegelijkertijd nadenkt over een verdienmodel, dan kom je niet ver. Wij leren onze toekomstige studenten dit niet aan. Er is nog niet genoeg ondernemingszin die mee onderwezen wordt. Dat is een groot gemis in onze maatschappij. Kritische studenten zie je dan ook al heel snel vastlopen omdat ze hun ideeën niet gerealiseerd krijgen. In Amerika lopen die systemen heel anders met crowdfunding en particuliere investeerders.”

In België is de overheid nog steeds een grote financier van cultuur, net als bij deze triënnale. Dat helpt de ondernemingszin niet echt vooruit.

“De triënnale is een middel om potentiële opdrachtgevers en het grote publiek te laten zien waar we mee bezig zijn. In die zin is het niet verkeerd dat de overheid daarin investeert. Maar ik hoop dat er genoeg relevantie te vinden is: we willen niet alleen een tentoonstelling maken maar ook een boodschap overbrengen. Als je erin slaagt om de gemeenschap rondom een project erbij te betrekken, dan wordt het echt van de gebruiker. Met alle resultaat van dien.”